Chemelot krijgt gelijk van rechtbank over eisen aan afvalwater
Bedrijven op industrieterrein Chemelot bij Geleen hoeven niet voor 1 januari 2026 te stoppen met het afvoeren van bepaalde chemicaliën in het afvalwater. Dat heeft de rechtbank Limburg geoordeeld, nadat de bedrijven deze en andere eisen van het waterschap Limburg hadden aangevochten.
Op het chemische industrieterrein worden verschillende producten gemaakt, zoals kunstmest en andere kunststoffen. Daarbij komen afvalstoffen vrij, die via afvalwater worden geloosd in een zijtak van de Maas. Het waterschap Limburg, dat de vergunning voor het lozen van afwater verstrekte aan Chemelot, eiste in de voorschriften dat bepaalde stoffen per 1 januari 2026 niet meer in het afvalwater mogen zitten. In maart stonden het waterschap en de bedrijven tegenover elkaar in de rechtbank.
De bedrijven stelden dat de deadline van 1 januari 2026 niet haalbaar is. De rechtbank geeft hen daarin gelijk. Het waterschap mag de datum dus niet afdwingen. Verder is het niet nodig dat de bedrijven chemicaliën verbannen uit de koelinstallaties, zo stelt de rechtbank. De bedrijven vochten ook deze eis aan, maar volgens de rechtbank volgt niet uit de voorschriften in de vergunning dat dit nodig is. „In het voorschrift staat welke stoffen (chemicaliën) niet in het procesafvalwater mogen voorkomen”, legt de rechtbank uit, maar in de tekst staat „niets over de manier waarop dat moet worden bewerkstelligd. Dit zegt dus niets over de manier van koelen (wel of niet chemievrij).”