Ballingen die de lofzang gaande houden
„Ik zie de werkelijkheid echt wel scherp. Het staat er met de kerk niet rooskleurig voor. Nee, het vált niet mee!” Maar dan zegt hij, op sterk verhoogde toon: „En toch blijf ik in Gods grote daden geloven. Ik ben wel eens somber; desalniettemin, desondanks, nochtans, God houdt Zijn kerk in stand. Wij hebben alles verprutst, maar God is groot.”
Ds. D. M. van de Linde uit Rotterdam vierde recent zijn 25-jarig jubileum als hervormd predikant. Hij zag in die periode de teloorgang van de kerk, de neergang van het godsdienstig leven. „Maar op hoop tegen hoop houd ik vast aan Gods trouw. Hier, in Rotterdam, waar de kerken vroeger uitpuilden, zou je nu wel eens vrezen dat er niets van de kerk meer overblijft. En toch gebeurt dat niet, want het is Gods eigen werk, geloof ik, hoop ik.”
Neemt de Heere de kandelaar weg uit Nederland? „Daar hebben wij het wel naar gemaakt. Ik zou het zo goed kunnen begrijpen als de Heere van ons wegging. We zouden er niet eens verbaasd of verontwaardigd over mogen zijn, want wat hebben de kerken in Nederland toch veel stukgemaakt. Als je naar je kinderen en kleinkinderen kijkt, en naar de verruwing van de stad, dan kruipt de bezorgdheid wel eens je hart binnen. Wat moeten al die kinderen als de kerken moskeeën worden, of supermarkten, of theaters, of concertgebouwen. Maar, dan vat ik toch moed, ik grijp naar het geloof. God is de Getrouwe. Hoe ontrouw wij ook zijn, Hij heeft meer trouw dan wij aan ontrouw bij elkaar kunnen harken.”
Er is wel pijn in het hart, erkent de Rotterdamse predikant. „Pijn, over de badinerende toon van de huidige cultuur als het gaat over het christelijk geloof en over de christelijke wortels van ons land. Pijn, als je het verdriet in de ogen van ouders ziet die hun kinderen hebben moeten loslaten in deze wereld.”
Maar er is meer dan pijn. „In dat alles ligt de uitdaging om het Woord te verkondigen. Er blijft in Rotterdam altijd een gemeente over, dwars door de crisis heen, dat geloof, dat hoop ik. Nee, ik ben geen optimist, maar ik ben wel hoopvol.”
Van de Linde werd geboren op 29 januari 1952 in het westelijk deel van Rotterdam. Moeder Van de Linde kwam uit de Christelijke Gereformeerde Kerken, vader was van huis uit gereformeerd geweest. „Moeder wist goed wat bevindelijk leven was. Ze kerkte nog wel eens bij de grote Kersten aan de Boezemsingel. Vader bracht meer de verbondsmatige kant van het geloofsleven het huwelijk binnen. Mijn vader heeft van mijn moeder geleerd en mijn moeder van mijn vader.”
Kerkelijk sloot het ouderlijk gezin zich aan bij de hervormde gemeente van Rotterdam-Delfshaven. „Ik kan me niet anders herinneren dan dat in ons gezin het geloof een grote plaats had, altijd, iedere dag. Er was grote betrokkenheid op de kerk, op de Bijbel, dat was allemaal echt van belang.”
We leven, zo zegt ds. Van de Linde, in ballingschap. „We leven in een van God vervreemde wereld. Hij houdt ons daarin vast. Dat moet wel. Dat kan niet anders. We worden vastgehouden om de lofzang gaande te houden. Nee, laten we alsjeblieft niet bij de brokstukken gaan zitten wenen. Het postmodernisme lijkt nieuwe openingen te bieden. Men vraagt weer naar religie, naar zingeving, hoe vrijblijvend zulke vragen ook zijn. Je mag weer vertellen waarin je gelooft, zolang je maar niet pretendeert de enige claim op de waarheid te kunnen doen gelden. Dat is best spannend, want ik zeg natuurlijk toch wel dat de Bijbel het enige juiste spoor aanwijst, dat God Zich alleen in dat Boek beschrijft, dat Hij Zich alleen in Christus openbaart, en dat er alleen maar zaligheid te vinden is in Christus Jezus onze Heere. Dan zie je die ander direct in opstand komen.”
In Delfshaven preekte wel eens ds. L. Kievit uit Gouda. „Onder zijn prediking werd bij mij het verlangen gewekt om ook zo dienaar van het Evangelie te mogen zijn. Kievit kon zeer aansprekend preken. Hij wist de oude boodschap op zo’n manier te verkondigen dat het Woord actueel werd, tijdbetrokken, existentieel.”
Vijf gemeenten diende ds. Van de Linde in de afgelopen 25 jaar. Allereerst was dat Oudewater (1979). „Daar was stevige kerkgang. Het was een gemeente die gestempeld was door de Nadere Reformatie. In Oudewater werden de diepe levensvragen rond toe-eigening en uitverkiezing gesteld. Daar werd nog gesproken over de kenmerken van de oprechte kinderen Gods. Ik heb er veel geleerd.”
De tweede gemeente werd Hattem (1985), vervolgens Groningen (1990) en Gorinchem (1995). Sinds 1999 staat ds. Van de Linde in Rotterdam-Hillegersberg. Hij heeft zijn werkkamer vlak bij de Hillegondakerk, naast de begraafplaats. Hij kijkt uit op kerk en graf. Wijzend naar de oude kerk, de enige in Rotterdam met een kerkhof eromheen: „Dat er zondags nog altijd zo veel mensen naar die oude kerk komen, dat is me tot grote vreugde. Dat de Heere daar nog iedere zondag mensen roept. Dat is toch wat!”
Wijzend naar het kerkhof: „Ik sta hier tussen levenden en doden. Elke keer als ik uit de kerk kom en dat pad afloop, dan denk ik, ziende op al die grafstenen: „Nee, dit kerkhof heeft niet het laatste woord. Eens zullen al die graven weer opengaan, hoe onvoorstelbaar dat voor ons ook is. Het zal toch gebeuren. De wereld lijkt soms aan te sturen op een algehele vernieling van de schepping. Dan eindigt de wereld dus hier, op het kerkhof. Maar wij trekken ons zondags op aan het Woord: Wie in Christus is, die is een nieuw schepsel, en zo gaan we de vernieuwing tegemoet.”
Vijf jaar lang verzorgde de predikant op uitnodiging van de Evangelische Omroep op zondagavond een bijbelstudie. Het resulteerde in vijf boeken over het Lukasevangelie en het boek Handelingen. „Op die manier kom je ook teksten tegen waarover je zelf niet zo gauw zou preken. Exegese is mooi. Zorgvuldig uitzoeken wat er nu precies staat. Het Woord is onuitputtelijk, is altijd verrassend.”
Het komt wel voor dat aan ds. Van de Linde gevraagd wordt om iemand te begraven die niet kerkelijk meelevend was. „Dat doe ik altijd, op voorwaarde dat ik uit de Bijbel mag lezen, dat ik iets daarover mag zeggen. Graag houd ik ook mijn eigen orde van dienst vast. We gaan dus niet allerlei muziekstukjes zitten draaien.”
Waar zet de predikant tijdens zo’n korte overdenking voor buitenkerkelijken op in? „Op de vraag: Hoe komt een mens tot geloof?”
En hoe kómt de mens tot geloof? „Dat maakt een mens niet. Dat kan alleen de Geest ons schenken. Het vraagt 100 procent inzet van mij als predikant, en het is tegelijkertijd 100 procent genade.”
Wat is ds. Van de Linde zonder geloof, zonder Bijbel, zonder kerk? „Niets. Leegte. Ik kan me dat gewoon niet indenken. Misschien zou ik nog een fatsoenlijk mens zijn gebleven, iemand met interesses in cultuur, in politiek, maar verder zou Van de Linde een leeg omhulsel zijn geweest, een hopeloos geval, zonder hoop in deze wereld te moeten zijn. Wat zou dat erg zijn geweest.”