Een groep Vietnamezen heeft een dertigtal Amerikaanse chemische bedrijven aangeklaagd. Zij eisen schadevergoeding voor de gruwelijke verminkingen die zij en veel van hun landgenoten hebben overgehouden aan het gebruik door de Amerikanen van Agent Orange tijdens de oorlog in Vietnam. Met de zaak zouden miljarden dollars zijn gemoeid. De Amerikaanse regering behoort zelf niet tot de gedaagden. Toch vreest Washington dat een uitspraak in het voordeel van de eisers de deur openzet voor een regen aan klachten van voormalige vijanden tegen de Amerikaanse strijdkrachten.

Rechter Jack Weinstein zei vorig jaar al dat de zaak die de Vietnamezen hebben aangepannen, veel juridische obstakels zou moeten overwinnen. Hij zei echter ook dat de zaak veel belangrijke vragen oproept en daarom serieus moet worden gewogen. Weinstein zei dat wellicht het federale Hooggerechtshof in Washington uitsluitsel zal moeten geven.

Weinstein trok vorig jaar zelfs een parallel met de berechting van de makers van Zyklon B, het gas dat de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog gebruikten in hun vernietigingskampen. Twee fabrikanten van dat gas werden na de oorlog veroordeeld voor oorlogsmisdaden en terechtgesteld.

De Amerikanen hebben tussen 1962 en 1971 naar schatting 80 miljoen liter chemicaliën uitgesproeid over Vietnam. De stoffen moesten voorkomen dat communistische guerilleros in de jungle aan eten konden komen. Maar de chemicaliën vervuilden water en grond voor lange tijd. Zeker drie miljoen Vietnamezen kampen met de naweeën van deze manier van oorlogsvoering.

De Amerikaanse regering heeft nooit over schadevergoedingen willen praten. Zeven chemische bedrijven, waaronder Dow Chemical Company en Monsanto, hebben in een eerdere rechtszaak in 1984 wel 180 miljoen dollar uitgekeerd.