Scherpe kritiek op herstel militaire banden VS en Indonesië
Mensenrechtenorganisaties hebben maandag hun veroordeling uitgesproken over het besluit van de Verenigde Staten om het Amerikaanse militaire opleidingsprogramma in Indonesië te hervatten. Indonesische militairen worden beschuldigd van schendingen van de mensenrechten in Indonesië en de voormalige provincie Oost–Timor. De komst van de Amerikaanse militaire instructeurs wordt gezien als een eerste stap op weg naar volledige opheffing van een verbod op militaire banden tussen beiden landen, dat dateert uit de periode van de Oost–Timorese crisis.
Dit betekent „een terugslag voor het recht, de mensenrechten en de democratische hervormingen", zei woordvoerder John Miller van het in New York gevestigde East–Timor Action Network. „De vele slachtoffers van het Indonesische leger in het hele land en in Oost–Timor zullen deze verandering in het beleid opvatten als verraad aan hun streven naar rechtvaardigheid en verantwoording."
Het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken zei zaterdag dat minister Condoleezza Rice had geconstateerd dat Jakarta voldoende heeft samengewerkt met een FBI–onderzoek naar de moord op twee Amerikaanse onderwijzeressen in de Indonesische provincie Papoea (het vroegere Nederlands Nieuw–Guinea). Het Amerikaanse Congres had bepaald dat er alleen instructeurs mochten worden gestuurd op voorwaarde dat Indonesië de FBI hulp bood bij het moordonderzoek.
Een bekende mensenrechtenadvocaat in Jakarta, Hendardi, concludeert dat de VS hun strategische belangen laten prevaleren boven de zaak van de mensenrechten. Het sturen van instructeurs maakt inbreuk op het uit 1999 daterende besluit van de Amerikaanse regering om na het bloedige optreden van Indonesische militairen in Oost–Timoralle alle banden met het Indonesische leger te verbreken.
De moord op de onderwijzeressen in Papoea werd aanvankelijk in de schoenen geschoven van Indonesische militairen. Uit het FBI–onderzoek bleek echter dat een voortvluchtige Indonesische burger, Anthonius Wamang, de voornaamste verdachte is. Papoease separatisten houden staande dat hij een informant is van het Indonesische leger.
Miller meent dat de verklaring van het ministerie van buitenlandse zaken over de samenwerking met het FBI–onderzoek wordt gelogenstraft door het gebrek aan vooruitgang in de zaak. Volgens hem heeft de stap veel meer te maken met een strategische keuze van Washington voor Jakarta.
De regering–Bush zegt dat samenwerking met de Indonesische militaire leiders van het grootste belang is gezien de oorlog tegen het terrorisme, en ook goed is voor de democratiseringsbeweging in Indonesië. Analisten zien in het streven naar verbetering van de betrekkingen met Jakarta vooral ook de wens van Washington een tegenwicht te bieden aan de groeiende strategische rol van China in Zuidoost–Azië.