Mohammed B. in Pieter Baan Centrum
Mohammed B., de vermoedelijke moordenaar van cineast Theo van Gogh verblijft sinds vrijdag in het Pieter Baan Centrum (PBC), de observatiekliniek van justitie, voor een gedragskundig onderzoek. Dat heeft een woordvoerder van het openbaar ministerie (OM) in Amsterdam bekendgemaakt.
De plaatsing in het PBC volgt op een bevel daartoe van de rechtbank in Amsterdam, afgegeven tijdens de eerste openbare zitting van de zaak op 26 januari. De rechtbank vindt zo’n onderzoek noodzakelijk gezien de extreem gewelddadige en koelbloedige manier waarop Van Gogh is vermoord. Van Gogh werd op 2 november vorig jaar met een pistool en meerdere messen om het leven gebracht. Mohammed B. werd kort daarop als verdachte gearresteerd, na een hevige schotenwisseling met de politie.
Het OM had de rechtbank gevraagd het PBC–onderzoek te bevelen. Via zijn raadsman P. Plasman had B., die op 26 januari niet ter zitting verscheen, laten weten niet te willen meewerken aan de gedragskundige observatie. B. zegt dat hij volledig verantwoordelijk gehouden wil worden voor de moord op Van Gogh. Van verminderde toerekeningsvatbaarheid – een conclusie die de deskundigen van het PBC zouden kunnen trekken – wil hij niets weten.
Officier van justitie F. van Straelen noemde een onderzoek door gedragskundigen „onontkoombaar”. Hij hoopt dat een verblijf van B. in het PBC meer inzicht geeft in de persoon en de motieven van de man. Het is de vraag of het PBC–onderzoek de verlangde inzichten tot resultaat zal hebben. Advocaat Plasman zei maandag dat zijn cliënt volhardt in zijn wiegering om mee te werken. Over de omstandigheden waaronder B. in de Utrechtse kliniek verblijft, wil Plasman niets zeggen.
In beginsel duurt een onderzoek in de observatiekliniek circa zeven weken. Het team dat een observandus onderzoekt bestaat uit een forensisch psychiater, een psycholoog, een groepsleider en een maatschappelijk werker. Laatstgenoemde onderzoekt het milieu van herkomst van de verdachte.
Weigering tot medewerking betekent niet dat de onderzoekers niet tot een rapportage kunnen komen. Een rapportage bevat een conclusie en een advies. In de conclusie wordt melding gemaakt van een eventuele persoonlijkheidsstoornis en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Het advies behelst het antwoord op de vraag of de tbs–maatregel gewenst is.