Liberalen op drift
De VVD is de laatste jaren op drift geraakt. In het verleden waren de liberalen vooral de kleinere partner van de christen-democraten. Samen stonden ze tegenover het progressieve kamp. Af en toe kozen de christen-democraten voor links, maar dat was dan meestal wanneer het echt niet anders kon.De paarse coalitie die in de jaren negentig gestalte kreeg, doorbrak dit patroon. Paars werd niet echt een succes. Omdat liberalen en socialisten, vroeger elkaars natuurlijke tegenstanders, nu in één coalitie zaten, zocht de onvrede van de burger een uitweg via andere kanalen.
Fortuyn kwam op en ging onder. Nadien schoot de uit de liberale fractie weggestuurde Wilders in de opiniepeilingen als een komeet omhoog, om vervolgens weer fors in de kiezersgunst te dalen.
De VVD ging de strijd aan met haar nieuwe concurrenten ter rechterzijde door zich uiterst kritisch op te stellen ten opzichte van de islam. Daarbij kwamen ook christenen, althans orthodoxe christenen, onder vuur te liggen. Ten aanzien van allerlei staatsrechtelijke strijdpunten nam de VVD de standpunten over die D66 al decennialang zonder succes had uitgedragen.
In het Liberaal Manifest dat gisteren door de commissie-Dales is gepresenteerd vinden we veel van deze ontwikkelingen weerspiegeld. Zo wordt daarin gepleit voor een gekozen formateur. Van Aartsen kwam daar eerder deze week al mee.
Het punt is wel dat die gekozen formateur afgevoerd moet worden wanneer hij niet slaagt in zijn formatiepoging. De Tweede Kamer wijst dan een ander aan.
Voorzover de kiezers dachten dat zij met hun keuze van de formateur de nieuwe premier hadden aangewezen, leidt dat alleen maar tot teleurstelling. In Israël werkte men een tijd lang met dit systeem, maar daar is dit inmiddels weer terzijde geschoven.
Een pleidooi om art. 23 van de Grondwet af te schaffen is in het Liberaal Manifest gelukkig niet te vinden. Wel blijkt dat de opstellers de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs beschouwen als een historische nederlaag van de liberalen en een concessie die de christelijke partijen hun in het begin van de vorige eeuw hebben afgedwongen.
Voorlopig zoekt men het in een inperking van de onderwijsvrijheid. Ook dat is een wezenlijk gevaar. Zo zullen op een christelijke school kernwaarden als de gelijkheid van man en vrouw en van homo’s en hetero’s gerespecteerd moeten worden.
Voor veel christelijke scholen zal dat helaas geen probleem zijn. Maar daar waar men de kinderen de normen van Gods Woord wil voorhouden en bijbrengen, ligt dat natuurlijk anders. Conflicten hierover met de onderwijsinspectie zijn te verwachten wanneer een volgend kabinet deze uitgangspunten zou overnemen.
Trouwens, onze christen-democratische minister van Onderwijs, Van der Hoeven, zei deze week dat de Nederlandse wetten de godsdienst overstijgen en inkaderen. Daartegenover staat echter het bijbelse principe dat we aan God meer gehoorzaam moeten zijn dan aan de mensen.
Ook het liberale standpunt dat het non-discriminatieartikel waarmee onze grondwet begint prioriteit moet hebben boven de andere grondrechten, is gevaarlijk. Niet dat wij voor discriminatie zijn. Die beschuldiging moeten we ons nooit laten aanleunen. De kardinale vraag is echter hoe je dat begrip invult. Als het verbod op discriminatie betekent dat je wat kwaad is niet meer kwaad mag noemen en van het goede mag onderscheiden, dan zijn we duidelijk op het verkeerde spoor. En dat geldt uiteraard ook wanneer je wat kwaad is misschien nog wel kwaad mag noemen, maar daar in je handelen geen consequenties aan mag verbinden.