Hof: Compensatie voor Tsjetsjenen
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft donderdag tienduizenden euro’s aan schadevergoedingen toegekend aan zes Tsjetsjenen wier familieleden zijn omgekomen bij gewelddadigheden van het Russische leger.
Volgens de zeven rechters tellende commissie van het Hof hebben de Russische autoriteiten op grond van de Europese conventie voor de mensenrechten uit 1950 de rechten geschonden van de familie van de slachtoffers. Omdat Rusland lid is van de Raad van Europa is het gebonden aan de regels van de conventie en de uitspraken van het hof.
De eerste twee klagers beschuldigden Russische militairen ervan tijdens een zogenaamde schoonmaakoperatie in hun dorp hun familieleden te hebben gemarteld en vermoord. Bij schoonmaakoperaties in Tsjetsjeense dorpen zoeken Russische militairen in ieder huis naar rebellen of burgers die ervan verdacht worden de rebellen te hebben geholpen.
De tweede zaak was aangespannen door drie Tsjetsjeense vrouwen die zeggen dat hun familieleden zijn omgekomen en hun bezittingen zijn verwoest bij een bombardement van Russische gevechtsvliegtuigen in oktober 1999. De drie verklaarden dat zij samen met duizenden Tsjetsjeense burgers op de vlucht waren voor de net ontketende tweede oorlog. Hoewel de autoriteiten hadden beloofd dat er een veilige corridor zou worden gevormd waarlangs de vluchtelingen naar de buurrepubliek Ingoesjetië zouden worden geleid, bleek de grens bij aankomst gesloten en werd de groep vluchtelingen bovendien gebombardeerd. Het leger houdt vol dat tussen de vluchtelingen een vrachtwagen met rebellen reed.
Een derde zaak was aangespannen door een Tsjetsjeense vrouw die zegt haar zoon en drie nichtjes te hebben verloren bij een Russisch bombardement op het plaatsje Katyr-Joert in 2000.