Meditatie: Alles in allen
1 Korinthe 15:28
„En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden aan Die, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.”
Dat hemels goed heeft de Vader al van eeuwigheid bereid en voorbeschikt; de Zoon heeft het verdiend en verworven voor Zijn uitverkoren erfdeel. Dat past God de Heilige Geest toe aan de erfgenamen van de zaligheid. „Uw goed” zal in het volzalige van Uw gemeenschap enig en alleen genoten worden, als Hij alles zal zijn in allen (1 Korinthe 15:28). Ja, dat is Uw goed, waarvan de eer, lof en dankzegging alleen U ook toekomt en toegebracht zal worden tot in de eindeloze eeuwigheden.
Van dit goed getuigt hier nu verder de psalmist: dat God of de Heere het „heeft weggelegd”. Het grondwoord dat je hier vindt, betekent ook wel bewaren, opsluiten, verbergen. Zo vinden wij het dus vertolkt in de Bijbel (onder meer Job 10:13 en Psalm 119:2). Deze woorden worden vooral uitgelegd als kostbare schatten, die men in gesloten plaatsen verbergt en ter bewaring weglegt en opsluit, om die daarvandaan op zijn tijd weer weg te halen en dan iemand daarmee te begunstigen, voor wie men die bewaard heeft. Zo drukt de psalmist met dit wegleggen dan de uitnemende dierbaarheid en kostbaarheid van dit goed uit. Juwelen en kostelijkheden werden daarom door de Grieken ”keimèlia”, van ”keimai”, genoemd, wat ”wegleggen” betekent. Inderdaad gaat dit goed alles in waarde en voortreffelijkheid te boven.
Petrus Nahuys,
predikant te Monnikendam
(”Verzameling van veertien uitgezochte en stichtelijke afscheids- als intree- en andere predicatiën”, 1766)