Dekker en zijn partner fietsten op 7 juni 2022 in de duinen, waarbij de wielrenners heuvelafwaarts met een snelheid van 37 kilometer per uur de voetgangers Aathina K. en haar man tegemoet kwamen.

Dekker brak bij de val zijn bekken, schouderblad en sleutelbeen en liep een zware hersenschudding op. Hij had vijftien breuken. Hij kan zich niets van het ongeluk herinneren.

De rechtbank oordeelt dat niet bewezen kan worden dat K. de fietser opzettelijk letsel heeft toegebracht. „Ook kan niet bewezen worden dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld.”

De verdachte heeft verklaard dat zij niet kon uitwijken toen de fietsers eraan kwamen door de bosjes naast het pad. Ze maakte een handgebaar en riep „rustig, rustig”. Ze heeft het slachtoffer niet bij de arm vastgepakt, stelde ze. Dat had de partner van Dekker wel aan de politie verklaard. De rechtbank oordeelt dat hier geen bewijs voor is, gezien er niet meer verklaringen zijn van andere getuigen die het vastpakken hebben waargenomen.

Wel heeft de verdachte Dekker geraakt. De rechtbank schaart haar eerste armbeweging als „een poging om de wielrenners tot langzamer rijden”. Dat ze vervolgens haar eigen armen omhoog heeft gehouden en in aanraking kwam met Dekker, is voor de rechtbank onvoldoende om te spreken van schuld aan de valpartij.