Poetin en het antisemitisme
In Rusland steekt het antisemitisme weer de kop op. De jodenhaat vormt onderdeel van een bredere golf van xenofobie die het land overspoelt. Afgelopen maand werden in Moskou twee rabbi’s in elkaar geslagen door bendeleden die „Dood aan de Joden” riepen. Een van de slachtoffers, Alexander Laksjin, vertelde later dat hem was verzocht een winkel te verlaten nadat hij die bloedend was binnengelopen.
Ook in het parlement leeft de haat tegen joden. In een open brief verzochten Doema-leden eind vorige maand om een verbod op alle joodse organisaties, omdat die zouden aanzetten tot rassenhaat en antisemitisme zouden uitlokken. Toen een van de ondertekenaars van de brief voor de televisie verscheen, kreeg hij bijval van meer dan de helft van de 100.000 kijkers die per telefoon reageerden. Na een korte opbloei van het joodse leven in de afgelopen jaren -een periode waarin nieuwe scholen en synagogen werden geopend- lijken de aloude sentimenten terug van weggeweest.De vraag is wat de rol van de Russische regering hierin is. Na de verschijning van de gewraakte brief liet het ministerie van Buitenlandse Zaken onmiddellijk weten dat de brief „niets gemeen” heeft „met het officiële standpunt van het Russische leiderschap.” Ook president Poetin verwierp de inhoud van de brief. Tijdens de zestigjarige herdenking van de bevrijding van het nazi-vernietigingskamp Auschwitz gaf Poetin openlijk toe dat het antisemitisme in Rusland levend is en moet worden uitgeroeid. „Kortgeleden zei de Duitse bondskanselier dat hij zich schaamde voor het verleden. Maar wij moeten ons schamen voor het heden, omdat we zelfs in Rusland, dat het meeste heeft gedaan om het fascisme te verslaan en joden te bevrijden, vaak symptomen van deze ziekte zien.”
Gezegd moet worden dat Poetin en zijn naaste medewerkers tot op heden in het openbaar niet te betrappen zijn op antisemitische uitspraken. De ’verleiding’ om te refereren aan het stereotype beeld van de inhalige jood die de hele wereld wil domineren, zou met name erg groot zijn in de campagne van het Kremlin tegen de oligarchen. De voornaamsten onder hen van zijn immers bijna allemaal joods, zoals de oud-directeur van olieconcern Yukos, Michail Chodorkovski.
Dat wil niet zeggen dat het Kremlin vol zit met jodenvrienden. Wat dat betreft is een uitspraak in The Economist van Dimitri Simes veelzeggend. „In privé-gesprekken maken Russische ambtenaren vaak anti-joodse opmerkingen, maar zij waken ervoor om die in het openbaar te maken”, aldus de analist van het Amerikaanse Nixon Centre.
Politieke belangen spelen ongetwijfeld een grote rol om een openlijke uitbarsting van antisemitisme in de Russische samenleving te voorkomen. Zo wil Poetin de goede betrekkingen met Israël niet verstoren. Beide landen vinden elkaar in hun gemeenschappelijke strijd tegen het terrorisme - Jeruzalem tegen extremistische Palestijnen en Moskou tegen radicale Tsjetsjenen.
Toch leidt een ander politiek belang ertoe dat Poetin het antisemitisme in eigen land juist wel aanwakkert - al is dat dan misschien een onbedoeld en ongewenst neveneffect van zijn beleid. Om de eenheid in eigen land te bevorderen en de aandacht van binnenlandse problemen af te leiden, cultiveert de Russische president zorgvuldig het beeld van een sterk Rusland, dat voortdurend door vijanden van buitenaf wordt bedreigd. Joden zijn in zulke gevallen een dankbaar slachtoffer. De grens tussen nationalisme en xenofobie -en dus antisemitisme- wordt daardoor wel erg vaag.