Japan maakte tijdens WO II ook in Maleisië vrouwen tot slachtoffers
De gruweldaden van het Japanse keizerrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog in het voormalige Nederlands-Indië zijn in vele brieven, dagboeken en officiële documenten geboekstaafd. Maar wie vertelt er over de misdaden van Japan tijdens die jaren in andere delen van Oost-Azië ?
Over het verkrachten, folteren en moorden van Chinezen in het aan de Sovjet-Unie grenzende Mantsjoerije schreef de Japanner Junpei Gomikawa in de jaren 1956-1958 al in de grote, onvergetelijke roman ”Menselijke voorwaarden”.
Maar ook de Britse kolonie Maleisië werd door de Japanse legers bezet. Hier werden eveneens Chinese vrouwen als slavinnen in Japanse soldatenbordelen misbruikt. De Maleise schrijver Tan Twan Eng vertelt in ”De tuin van de avondnevel” (2011) over een Chinees-Maleise vrouw van wie het zusje het bordeel niet overleefde. Voordat zij van elkaar werden gescheiden, deed de hoofdpersoon Yun Ling aan haar zusje de belofte dat zij een tuin zou maken als volmaakte woonplek voor hen beiden. In deze ethisch hoogstaande roman verbindt Yun Ling haar verlangen naar genoegdoening door straf voor de misdadigers met het beeld van de tuin.
Begin dit jaar verscheen de debuutroman ”De storm van ons bestaan” van de in Maleisië geboren en getogen schrijfster Vanessa Chan. Chan was al bekend vanwege haar korte verhalen in tijdschriften. Haar lezers zagen vol verwachting uit naar haar eerste roman.
De titel ”De storm van ons bestaan” heeft vooral betrekking op de storm in het leven van de Europees-Aziatische Cecily Alcantara in Maleisië. Zij is getrouwd met de Indo-Europese Gordon, een man in Britse dienst, maar voelt zich aangetrokken tot Fujiwara, een Japanse man met een onduidelijke identiteit. Ze denkt dat Fujiwara haar als vrouw meer waardeert dan haar man Gordon. Daar komt nog bij dat Fujiwara het visioen heeft van een nieuw Azië onder Japanse leiding, zonder de arrogante Europeanen.
De Japanner maakt echter misbruik van de Maleisische vrouw en laat haar bij de Britten spioneren. Als ze belangrijke documenten weet te kopiëren draagt dat ertoe bij dat de Britten hun luchtmacht in Kuala Lumpur in vlammen zien opgaan en de strijd in Maleisië moeten staken.
Dan begint de ellende pas echt. Chinese en Europese jonge vrouwen belanden in bordelen als prooi voor de Japanse soldaten. Maleisische jongens worden op klaarlichte dag ontvoerd om aan de Birmaspoorlijn, de spoorlijn van Bangkok naar Birma, te werken. Dat lot ondergaat ook Abel, Cecily’s zoon, die in het oerwoud wordt gemarteld en door een Japanse leraar wordt verkracht. Wanneer Cecily’s jongste dochter Jasmin vervolgens ook verdwijnt, haar man Gordon sterft en alleen haar oudste dochter overblijft, is er geen hoop meer voor Cecily.
De ellende die de Japanse soldaten in Maleisië veroorzaken is enorm. Chan vertelt een stuk geschiedenis dat voor de meeste Nederlandse lezers onbekend is. Het geweten van deze schrijfster dwingt haar om al haar kennis over deze jaren die zij van familieleden ontving in deze roman een plaats te geven. Tegelijkertijd wil zij de verschillende verhaallijnen waarin Fujiwara de hoofdrol speelt tot één rode draad verenigen.
Het resultaat is niet bevredigend. Van het leven rondom de beruchte Birmaspoorweg krijgt de lezer een vaag en onsamenhangend beeld en Fujiwara blijft een schim; daarbij komt ook Cecily niet goed uit de verf. Aan het geheel heeft Chan zich vertild.
Interessant zijn wel de korte hoofdstukken waarin zij onder meer de blootstelling van de gepijnigde personages aan de vernietigende krachten van de natuur in Maleisië beschrijft. De vriendschap tussen Jasmin en haar halfzusje Yuki is eveneens treffend getekend, maar dat ze samen in de vlammen omkomen is te veel drama. Minder zou in het geval van deze roman meer zijn geweest.
De storm van ons bestaan, Vanessa Chan, uit het Engels vertaald door Koos Mebius en Marlies Wyergang; uitg. Prometheus; 339 blz.; € 23,99