Gespecialiseerde bedrijven is gevraagd een offerte uit te brengen. De verwachting is dat de omwonenden niet veel zullen merken van de werkzaamheden.

Volgens Koelewijn wil de gemeente weten hoeveel munitie er ligt. „Als dat veel is, moet het opgeruimd worden en als er niets ligt, dan willen we dat ook weten. Dan kunnen de waarschuwingsborden weg en kan het terrein voorzover mogelijk weer opengesteld worden.”

Er zijn al enkele voorbereidende onderzoeken geweest en op basis daarvan hebben gemeente en waterleidingbedrijf Vitens besloten slechts een deel van het terrein te onderzoeken. Hieruit is gebleken dat er in oktober 1944 een Duitse munitietrein is beschoten en geëxplodeerd. Tijdens de spoorbaanvernieuwing in 2003 zijn onder de spoorbaan diverse munitieresten gevonden en verwijderd.

Op korte termijn laten gemeente en Vitens een proefvak van ongeveer 8 hectare onderzoeken. Daarbij wordt eventuele aangetroffen munitie opgeruimd. Het gaat om het meest westelijk gelegen terreingedeelte dat uitloopt in een punt tussen de provinciale weg N350 en de spoorlijn Rijssen-Holten. Na het onderzoek en de ruiming beslist de gemeente of er nog meer zoekwerkzaamheden nodig zijn.

De gemeente declareert de kosten van de werkzaamheden bij de minister van Binnenlandse Zaken. Niet zeker is of de minister het totale bedrag gaat vergoeden. De gemeente heeft daarom met Vitens een afspraak gemaakt dat ook het bedrijf een bijdrage levert in de kosten.