Hoogendoorn refereerde in zijn speech aan de dag dat de NAM bij een proefboring in Kolham een gasveld ontdekte. Dat gebeurde op 29 mei 1959, op de grond van boer Boon. „Dat gasveld heeft grote gevolgen gehad voor Nederland. Miljarden vloeiden in de staatskas en werden besteed aan infrastructuur en ons zorgstelsel”, zei hij. „De keerzijde was echter groot. Juist ook voor de inwoners die op de gasbel woonden. Zij ervoeren weinig profijt en steeds meer de nadelen.”

De inwoners maakten in de jaren tachtig al melding van aardbevingen en verzakkingen, maar „lange tijd werden deze geluiden als onzin weggezet”, hekelde hij. Pas in het begin van deze eeuw „werd het iets meer serieus genomen” en de echte ommekeer kwam volgens Hoogendoorn na het rapport van de parlementaire-enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Hoogendoorn hoopt dat de inwoners met het sluiten van het gasveld rust krijgen. „Hopelijk komt de aarde nu letterlijk tot rust, maar nog meer hoop ik dat de levens van de vele inwoners nu eindelijk tot rust komen. Maar, we weten allemaal: er is nog veel werk aan de winkel”, waarschuwde hij ook.