Eerder had de Raad van State al bepaald dat enkele derdelanders voorlopig mochten blijven.

De derdelanders woonden met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne toen Rusland dat land ruim twee jaar geleden binnenviel. Ze vluchtten naar Nederland en kregen hier bescherming, net als alle andere vluchtelingen uit Oekraïne. Ze mochten hier wonen, werken en studeren en hadden recht op leefgeld.

De overheid besloot om de opvang van derdelanders te stoppen en kreeg begin dit jaar goedkeuring van de Raad van State. Op 4 maart stopte de bescherming en uiterlijk op 2 april moesten de derdelanders de opvanglocaties verlaten hebben. Ze ontvingen een terugkeerbesluit van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Veel derdelanders zijn naar de rechter gestapt om dat besluit aan te vechten. De rechtbanken spraken elkaar tegen. Van sommige rechters mochten de derdelanders blijven, van andere rechters moesten ze weg.

De rechtbank in Amsterdam vroeg de Europese rechters om duidelijkheid. In afwachting van dat antwoord mochten derdelanders van de Raad van State blijven. Die uitleg komt waarschijnlijk pas over een paar maanden. Over de inhoud van de uitspraak van donderdag zegt de Raad van State niets.

Enkele gemeenten hebben derdelanders al uit hun opvanglocaties verwijderd. De meeste gemeenten hebben besloten af te wachten en de groep vluchtelingen voorlopig in de opvang te houden. Honderden derdelanders mochten überhaupt niet verwijderd worden, omdat ze asiel hadden aangevraagd of omdat een rechter het met een voorlopige voorziening had geblokkeerd.

De zaken hebben geen gevolgen voor Oekraïense vluchtelingen en voor derdelanders die een permanente Oekraïense verblijfsvergunning hadden. Zij worden in elk geval tot volgend jaar opgevangen.