Op 1 juli moeten veel veehouders in de provincie voldoen aan de scherpere eisen voor stikstofuitstoot, bijvoorbeeld door hun stallen aan te passen. Alleen melkveebedrijven en kalverhouderijen krijgen daar langer de tijd voor, tot 1 januari 2026. Diverse partijen in de Provinciale Staten willen van die stallendeadline af, maar een meerderheid van de partijen en de Gedeputeerde Staten zijn het daar niet mee eens, bleek vrijdag nogmaals tijdens een commissievergadering op het provinciehuis. Voor de vergadering uitten ook zes insprekers, waaronder boerenorganisatie ZLTO en jonge boeren, hun zorgen.

„Het stikstofprobleem in Brabant is niet hetzelfde als in andere provincies. Daarom is in 2017 vastgelegd hoe we het wilden aanpakken”, aldus Dirken. „We hebben niet de luxe om met elkaar te zeggen: laten we nog een paar jaar wachten.” En: „De datum 1 juli is vastgeklikt, om te zorgen dat we weer vergunningen kunnen gaan verlenen.” Door problemen met stikstof zijn onder meer projecten voor woningbouw en wegen vertraagd of stilgevallen.

Ruim 575 ondernemers hebben een vergunningaanvraag ingediend. Bij bedrijven die dat niet deden, willen Dirken en haar collega Saskia Boelema (water en bodem) kijken of ze bijvoorbeeld gaan stoppen, minder dieren gaan houden of dat het een zogeheten PAS-melder is, een bedrijf dat voorheen geen vergunning nodig had voor het uitstoten van stikstof en nu eigenlijk geen vergunning meer kan krijgen door de stikstofproblemen.

De verplichte aanpassing van stallen zorgt al jaren voor discussie in de provincie. Er viel een coalitie over. De BBB, de grootste partij in Brabant na de Provinciale Statenverkiezingen van vorig jaar, wil van de stallendeadline af. Daardoor strandden de onderhandelingen over een coalitie met de BBB. Kort daarna werden VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant het wel eens.