Afvalbedrijven krijgen geen geld om ontploffende lachgascilinders
Het kabinet geeft afvalverwerkers geen geld om schade door ontploffende lachgascilinders tegen te gaan. Dat schrijft demissionair staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) dinsdag in een brief aan de Tweede Kamer. Heijnen „betreurt” de schade, maar zegt dat een tegemoetkoming „niet haalbaar” is.
Sinds het verbod op lachgas dat sinds begin vorig jaar geldt, hebben afvalverwerkingsbedrijven meer last van ontploffende cilinders. Eerder konden gebruikers de cilinders nog legaal inleveren voor statiegeld, maar met het verbod verdween dat systeem. De Vereniging Afvalbedrijven meldde eind vorig jaar 65 miljoen euro aan schade door cilinders die in het afval belanden.
Een schadevergoeding komt er niet, zei het kabinet in oktober - „de Rijksoverheid is niet verantwoordelijk voor het handelen van degenen die illegaal de lachgascilinders bij het restafval of in de openbare ruimte dumpen.” Wel wilde het kabinet nadenken over een tegemoetkoming, zodat de afvalverwerkers maatregelen tegen de cilinders konden nemen.
De tegemoetkoming gaat dus ook niet door. „Die middelen zijn er niet”, zegt een woordvoerder van Heijnen. „Het gaat hier om fikse bedragen.”
Het kabinet komt nog wel met een „pilot” voor nieuwe technieken om lachgascilinders uit het afval te halen. Daarvoor is 450.000 euro beschikbaar.
Brancheverenigingen voor afvalbedrijven melden in een gezamenlijke verklaring „zeer ontstemd” te zijn over het kabinetsbesluit.
„Het kabinet onderschat de risico’s en de financiële lasten die op onze leden drukken”, stelt voorzitter Boris van der Ham van de Vereniging Afvalbedrijven. „De afwezigheid van financiële steun dwingt onze leden de kosten door te berekenen aan gemeenten en aan het mkb. Dit leidt tot een hogere afvalstoffenbelasting voor inwoners”, waarschuwt hij.
Het bedrag dat het kabinet beschikbaar stelt voor innovatie noemt voorzitter Henry Meijdam van de Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsdiensten (NVRD) „een mooi gebaar”. „Maar feitelijk een fooi vergeleken met de werkelijk gemaakte kosten”, vult hij aan.