Parlementslid en minister na ambtsdelict op andere wijze vervolgd
Kamerleden en bewindslieden die een ambtsdelict plegen, worden straks op een andere manier vervolgd en berecht. Zo besluit straks de procureur-generaal bij de Hoge Raad, die onafhankelijk is, of tot vervolging wordt overgegaan. Nu ligt die beslissing nog in handen van politieke organen: de regering of de Tweede Kamer. Het demissionaire kabinet vindt dat de huidige procedure ernstig tekortschiet en wil de wetgeving daarom moderniseren.
Daarvoor is onder meer een wijziging van de Grondwet nodig, hebben de ministers Dilan Yeşilgöz (Justitie) en Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken) voorgesteld. Bij een ambtsmisdrijf pleegt een politieke ambtsdrager een delict vanuit zijn functie, zoals omkoping. De aanpassingen volgen op een advies van een commissie die de geldende regeling bekeek, die uit 1848 stamt. Een ander bezwaar in de oude regels is dat het recht op hoger beroep nu nog ontbreekt. Dat is straks wel mogelijk.
De rol van de procureur-generaal wordt nog groter in de procedure, omdat die de leiding krijgt over de opsporing. Nu is nog bepaald in de wet dat een commissie van de Tweede Kamer het opsporingsonderzoek doet.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad is onafhankelijk en geeft in de regel juridische adviezen in rechtszaken over civiel, fiscaal en strafrecht. De hoogste rechter hoeft die conclusie vervolgens bij haar eigen oordeel niet over te nemen, maar vaak gebeurt dat wel.