Vorig jaar werd bij metingen bij Chemours de stof trifluorazijnzuur (TFA) aangetroffen in het afvalwater. Omdat het bedrijf hier geen vergunning voor heeft, besloot Zuid-Holland een zogeheten last onder dwangsom op te leggen. Chemours tekende bezwaar aan bij de provincie en spande in december ook een kort geding aan. De voorzieningenrechter zag echter geen reden om de dwangsom op te schorten. Daardoor kan Chemours sinds 1 januari een boete krijgen als opnieuw TFA wordt aangetroffen. Vooralsnog is dat niet gebeurd.

Volgens de bezwarencommissie was het lozen van TFA impliciet wél toegestaan, omdat het een gevolg zou zijn van een vergunde activiteit. Chemours noemt TFA „een ongewenst bijproduct”, dat via een chemische reactie ontstaat in het productieproces. Volgens de advocaat van Chemours wist het bedrijf tot vorig jaar niet dat dit gebeurde. „En wat je niet weet, kan je ook niet vermelden in een vergunningaanvraag”, betoogde hij tijdens de zitting.

De commissie ging daarin mee. Het college trekt desondanks een andere conclusie. „Anders dan de bezwarencommissie zijn Gedeputeerde Staten van mening dat de lozing van TFA niet vergund was.” Chemours, dat onder vuur ligt omdat het de omgeving heeft vervuild door in het verleden grote hoeveelheden PFAS uit te stoten, kan in beroep gaan bij de rechter.

De kunststoffenproducent heeft inmiddels een vergunning aangevraagd om TFA en drie andere stoffen die onlangs zijn aangetroffen in het afvalwater te mogen lozen. Het bedrijf voert al enkele maanden tests uit om TFA zo goed mogelijk eruit te filteren. Chemours legde na het verloren kort geding één productielijn stil, om de kans op boetes te verkleinen.