Meditatie: Diepe afgrond
Psalm 42:8
„De afgrond roept tot de afgrond bij het gedruis van uw watergoten; al uw baren en uw golven zijn over mij heengegaan.”
De Heere verlost door Zijn almachtige genade de gebondenen uit de slavernij van satan en van de dood en Hij brengt die tot het Sion van Zijn ware Kerk over, waarover Christus als koning is gezalfd (Psalm 2). Deze allen tezamen worden door de Heilige Geest tot zaligheid overtuigd en aan zichzelf bekendgemaakt, zodat zij hun benauwde banden, waarmee zij vastgebonden liggen, zeer smartelijk gevoelen en niet ophouden daaronder bitter te zuchten, totdat zij hun zielen van die banden des doods door de machtige hand van Christus losgemaakt vinden en ze nu mogen wandelen als de vrijgelatenen des Heeren.
Maar, waar verblijven nu deze gebondenen Sions vóór het aanbreken van de dageraad van hun zalige verlossing? Stellig in een zeer akelige plaats. De Heilige Geest beschrijft ons hun staat als gebondenen in een kuil, waarin geen water is. Deze kuil wil ons de rampzalige staat van de natuur en tevens de macht en heerschappij van de satan afbeelden, waarin de uitverkorenen vóór hun bekering geheel gebonden, opgesloten en gekluisterd zitten, net als grote misdadigers die ter dood veroordeeld zijn en die, gebonden aan handen en voeten, in diepe kuilen geworpen worden, opdat zij niet zouden kunnen ontkomen. Zo zitten ook de uitverkoren gelovigen vóór hun zalige verlossing zwaar gebonden in de kuil van de dood en in de kerker van de wet, die alleen vloek en toorn tegen hen werkt vanwege de zonden.
Theodorus van der Groe,
predikant te Kralingen
(”Het juk afgenomen”, 2003)