,,Gunning liet zich niet wegschoffelen”
Honderd jaar geleden stierf Johannes Hermanus Gunning jr. Zaterdag was er een symposium over hem in het gebouw van de Theologische Universiteit in Kampen (ThUK).
Gunning speelde aan het einde van de negentiende eeuw een belangrijke rol in protestants Nederland. Sommige uitspraken van hem zijn nu nog algemeen bekend, zoals: „Op de bodem aller vragen ligt der wereld zondeschuld” en, aan het adres van predikanten: „Wie niet studeert, is niet bekeerd.”
Johannes Hermanus Gunning werd in 1829 geboren. Lange tijd was hij predikant in Den Haag, van 1861 tot 1882. In dat jaar werd hij hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In 1889 werd hij rijkshoogleraar te Leiden. Gunning, vriend en leerling van D. Chantepie de la Saussaye, was een diepzinnige figuur die zijn leven lang worstelde met het Woord. Hij doorzag de afstand tussen het Evangelie en de natuurlijke mens en legde de nadruk op het kruis, de wedergeboorte en de verwachting van Christus’ toekomst. Gunning was bevriend met Abraham Kuyper, voordat hun meningen uiteen gingen lopen.
Enkele op het symposium in Kampen getoonde schilderijen laten zijn uiterlijk zien: breed gezicht, kaal, grote baard - een patriarchaal of profetisch uiterlijk. Het symposium was georganiseerd door drs. L. Mietus, predikant van een vrije evangelische gemeente en Gunning-onderzoeker, in samenwerking met dr. A. de Lange (Gunning-biograaf) en prof. dr. W. G. Neven van de ThUK.
Dr. De Lange, als freelance historicus woonachtig in Duitsland, is auteur van het eerste deel van de in 1995 verschenen Gunning-biografie, getiteld ”Een leven in zelfverloochening”. Hij is bezig met het tweede deel. Dit zal nog wel drie jaar op zich laten wachten, deelde hij mee. De Lange was de eerste spreker op het symposium en sprak over: ”Adel in rang en hart”.
Als alternatief voor de in zijn tijd op gang komende politieke partijvorming dacht Gunning voor het landsbestuur aan de adel, die moest terugkeren naar de deugden van kalmte, zelfbeheersing en zelfopoffering, aldus De Lange. „Wie als hoogste stand geboren wordt, heeft de taak om de lasten op zich te nemen.”
In Groen van Prinsterer zag Gunning de ideale aristocraat, die zich opoffert voor het volk. Niet alleen in de politiek, ook in de scholen zijn mensen nodig die zich opofferen. „Als de onderwijzer zich opoffert, dan werkt dat iets uit.”
In de kerk gaat het eveneens om persoonlijkheden die door hun optreden mensen overtuigen. Gunning riep op tot het bekleden van het ambt van profeet, een charismatische persoonlijkheid die zichzelf opoffert in gedrag en denken. Zijn grote voorbeeld was Réveil-man Isaäc da Costa. Gunning kwam in conflict met Abraham Kuyper, die hij „onbewust oneerlijk” noemde, aldus dr. De Lange.
Op de verhouding met Kuyper ging dr. J. Vree, kerkhistoricus aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, verder in. Volgens hem kon Gunning aanvankelijk goed overweg met Kuyper. Kuyper ging zelfs met vakantie naar Scheveningen om Groen van Prinsterer en Gunning te ontmoeten. Kuyper en Gunning vonden elkaar in het bestrijden van het modernisme. Gunning, die voelde dat ze op onderdelen verschillend dachten, zei: „Eén doel, twee wegen.”
Kuyper kreeg niet alle orthodox-protestanten mee in zijn verzet tegen de synode. Gunning probeerde te bemiddelen. Aanvankelijk zei Kuyper van hem: „Hij komt naar me toe als iedereen me mijdt.” Uiteindelijk scheidden ook de wegen van Gunning en Kuyper en wel op het gebied van de kerk en de schriftbeschouwing. Gunning wilde niet breken met de kerk en hij geloofde dat de Schrift zich aandient met feilen. Hij vond Kuyper een partijman.
Omgekeerd zag Kuyper in Gunning de man die het met hem eens was, maar die hem in de steek liet. Het uiteengaan had ook te maken met karakters. Kuyper was een eigenwijze persoonlijkheid en Gunning liet zich niet wegschoffelen, stelde dr. Vree.
Dr. H. Veldhuis, predikant van de hervormde gemeente in Culemborg en secretaris van de Stichting Heruitgave Oudere Ethische theologie, sprak over ”De zwakte van het isolement”. Gunning trok zich aanvankelijk uit de wetenschap terug, zei de predikant, omdat hij meende dat geloof en wetenschap niet samengingen. Hij had gekozen voor het predikantschap als zelfopoffering. Na een briefwisseling met zijn vriend Chantepie de la Sausaye kwam hij van dit standpunt terug. Voortaan zou hij in zelfverloochening en kwetsbaarheid zijn positie innemen in de wereld. Hij wilde staande in de wereld als christelijk theoloog voelen welke behoeften van mensen rechtmatig zijn en welke antichristelijk.
Prof. dr. C. van der Kooi, hoofddocent dogmatiek en bijzonder hoogleraar charismatische theologie aan de VU, trok lijnen naar het heden. Hij noemde Gunning een „theoloog van de Geest” en ziet in diens theologie overeenkomsten met de huidige heiligingsbeweging. Positief vindt hij dat bij Gunning leer en leven een waren. „Bij hem gaat het niet alleen over een spreken over God, maar ook over bidden tot God. Hij laat zien dat het christelijk geloof aansluit bij diepe menselijke behoeften.”