Meditatie: Waarlijk opgestaan
Johannes 20:20
„En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd, als zij de Heere zagen.”
Christus de Heere heeft Zich verwaardigd met vele en verschillende bewijzen overtuigend aan te tonen dat Zijn verrijzenis waarachtig en echt was. Daarmee wilde Hij het geloof opbouwen, het ongeloof uit het hart verjagen en elke twijfel over zijn verrijzenis wegnemen. Het was niet genoeg dat Hij Zich aan de ogen liet zien, als Hij Zich niet ook door de handen liet betasten. Wat de vele ongelovige en ketterse manicheeërs zich over Christus inbeelden en geloven, namelijk dat Hij geen echt lichaam had, maar een geest was die er uitzag als een lichaam, dient niet om het geloof op te bouwen, maar om de mensen een rad voor ogen te draaien.
De leerlingen daarentegen kenden de Mens, met Wie ze zo lang waren omgegaan. Ze hadden Hem zien lopen, zitten, slapen, eten en drinken. Ze kenden Hem door en door. Zo wisten ze bijvoorbeeld dat Hij ooit vermoeid bij een put was gaan zitten. Door langdurig met Hem om te gaan, kenden zij Hem als een echt mens. Maar later, nadat Hij was gestorven, hoe kenden ze Hem toen, toen ze moesten geloven dat wat kon sterven, opgewekt kon worden? Voor hun ogen verscheen Hij dus precies zó als ze Hem kenden. En toch meenden zij een geest te zien, omdat ze niet geloofden dat een echt lichaam op de derde dag uit het graf kon verrijzen.
Aurelius Augustinus,
bisschop te Hippo
(”Sermo 196a.1”, 417)