Spannendste verkiezingen ooit voor kerken in Hongarije
De verkiezingen in Hongarije van zondag werden als de spannendste ooit beleefd, zeker binnen de kerken. Zou Victor Orbán, de zittende premier, het alsnog redden nadat bij de eerste ronde twee weken geleden de socialisten nipt hadden gewonnen?
In 1998 woonde ik in Papa in de Grote Kerk de diploma-uitreiking bij van de eindexamenkandidaten van het gymnasium. Victor Orbán was daar toen op verkiezingstournee. De tweede (wereldlijke) voorzitter van de synode waagde het erop Orbán in de volle kerk voor de studenten en hun ouders een verkiezingstoespraak te laten houden. Men verwachtte binnen de kerk veel van de jonge leider van de jonge Fidesz-partij, een partij die niet door het communistische verleden was besmet. Orbán won de verkiezingen en werd premier van een centrumrechtse coalitie, waarin Fidesz samenging met de Forum-partij.
In de afgelopen vier jaar heeft de kerk in Hongarije de zegen daarvan ervaren. Orbán was op zeer veel kerkelijke bijeenkomsten aanwezig. Hij maakte er geen geheim van dat de kerk van grote betekenis was voor het herstel van normen en waarden in het door de communistische tijd zo zeer geschonden land. Hij zorgde voor gelijkstelling (ook financieel) van de teruggegeven kerkelijke scholen met de staatsscholen. Voor de (wederop)bouw van kerken verstrekte hij subsidie en kleine gemeenten in de diaspora ondervonden zijn steun omdat de kerk ook daar moest blijven voortbestaan.
Tegelijk ontwikkelde zich de afgelopen tijd in Hongarije een min of meer nationalistische beweging, met een fascistische uitloper in de zogeheten MIEP-partij. In laatstgenoemde partij liet men er bijvoorbeeld weinig onduidelijkheid over bestaan hoe men over Joden dacht. Dat scherpte de politieke tegenstellingen aan. De Vrije Democraten (liberalen), waartoe ook velen van de in totaal 120. 000 in Hongarije overgebleven Joden zich rekenen, kwam behoorlijk kritisch te staan tegenover de kerken, waarbinnen men nationalistische tendensen vermoedde. Deze Vrije Democraten maakten de afgelopen periode in de oppositie gemene zaak met de socialisten, zeg de voormalige communisten. In de nu gehouden verkiezingen trokken liberalen en socialisten samen op.
Bij de voorverkiezingen van 7 april vielen enkele partijen af omdat ze de kiesdrempel van 5 procent niet haalden, te weten de door innerlijke twisten uiteengevallen Boerenpartij, de omstreden MIEP-partij -die nog slechts 3,5 procent van de stemmen behaalde, waarvan overigens slechts een deel uit de kerken- en enkele andere kleine nationalistische partijen.
In de tweede ronde zondag ging het om een stem op de socialisten of de vrije democraten enerzijds en de Fidesz-partij van Victor Orbán anderzijds. De partij van Orbán was intussen samengegaan met de andere regeringspartij (Forum). De vraag was wat de aanhangers van de uitgevallen MIEP-partij en van de van het toneel verdwenen Boerenpartij en van de andere kleine partijen zouden gaan doen. Fidesz heeft het net niet gered. Fidesz bleef met Forum tien van de 356 zetels achter bij de socialisten en de liberalen samen. Zodat laatstgenoemde partijen, zij het men een uiterst kleine meerderheid, een regeringscoalitie kunnen gaan vormen.
Met name binnen de kerken ziet men zulk een coalitie met zorg tegemoet. Niet dat het verkiezingsprogramma van de socialisten er concrete aanleiding toe gaf. „Alles wat goed is zal na de verkiezingen blijven, alles wat slechts is zal verdwijnen”, was het motto.
Maar wat beschouwt men als goed? Het oordeel over het karakter van de socialistische partij verschilt. Voor de één -vooral onder de ouderen- is het de partij van de oude communisten. In de ogen van anderen zijn de huidige socialisten milder -niet extreem- omdat ze na de Wende in het begin van de jaren negentig beloofden constructief te zullen meewerken aan de opbouw van een nieuw Hongarije.
Zeker is dat de oude communistische kaders in deze partij aanwezig zijn. En daarvoor is men binnen de kerken uiteraard kopschuw als men terugdenkt aan de communistische tijd. De socialistische partij is bovendien een rijke partij omdat de bezittingen die in 1948 door de staat genaast waren, bij de privatisering na de Wende voor 70 procent in handen kwamen van degenen die in de communistische tijd op het pluche zaten. In de verkiezingscampagne hadden de socialisten dan ook de beste mogelijkheden, omdat ze op een cent meer of minder niet behoefden te kijken.
De vraag is hoe een nieuwe regering zal omgaan met de zaken, die Orbán invoerde, met name ook ten aanzien van de kerken. Orbán steunde bijvoorbeeld de 4 miljoen Hongaren van de Hongaarse minderheden in de omringende landen die ook tegen de zin van hun regeringen in vasthouden aan hun Hongaarse moedertaal. Het is in ieder geval wel zeker dat de nieuwe regering die steun aan de minderheden niet zal geven.
Deze regering zal ook anders staan tegenover de Europese Unie. Verder kan men zich overigens ook weer niet voorstellen dat bij een zo kleine meerderheid als die de socialisten bij deze verkiezingen gekregen hebben, veranderingen al te drastisch zullen zijn, zeker niet direct. Er is zelfs enige hoop dat men verder zal moeten gaan waar Orbán is gebleven.
Wil het in Hongarije vrede zijn dan zullen regering en oppositie met elkaar goed moeten leren omgaan. Men is tot elkaar veroordeeld. Tijdens de campagne ging het overigens in de bejegeningen soms op grove wijze toe. De kerkleiding in Hongarije verkeerde dan ook al enige tijd in grote spanning aangaande deze verkiezingen, omdat men vreest dat ze hun weerslag zullen hebben op het kerkelijk leven, met in het zicht de komende verkiezing van de bisschoppen.
De leider van de socialisten, de beoogde premier van een centrumlinkse regering, Peter Medgyessi, die zelf overigens miljonair is, zei in een eerste toespraak tot het volk dat hij premier wilde zijn van 10 miljoen en niet van 5 miljoen Hongaren. Het leek wel of premier Kok aan het woord was: premier voor alle vaderlanders. Orbán toonde zich overigens ook ten overstaan van een menigte mensen een goed verliezer.
De verkiezingen vinden in Hongarije op zondag plaats. Niemand die men daarover hoort. Men is het zo gewend. De stembureaus zijn al om 6.00 uur open. Dus men kan voor de kerkgang naar de stembus. „Het is bij ons alle dagen zondag”, relativeerde een bekende predikant desgevraagd. In de preek zondagmorgen zei de dominee dat, als de verkiezingen niet zouden brengen „wat wij hopen”, dit nog niet beslissend is voor de toekomst van Hongarije. Gods regering gaat boven partijen uit. Van gelovigen mag ook in de politiek een goede keus worden verwacht, maar de keuze voor gehoorzaamheid aan wat God van de zijnen vraagt is breder en beslissend.