Kinderwens
Moet het onmogelijk gemaakt worden dat verstandelijk gehandicapten een kind krijgen, of dient de overheid zich te beperken tot een ontmoedigingsbeleid? De CDA-fractie van de Tweede Kamer neigt naar het eerste standpunt, maar partijgenote Ross-van Dorp, staatssecretaris van Volksgezondheid, voelt daar niet voor.Het is ook een delicaat onderwerp. In het algemeen gesproken is er is alle reden om zeer terughoudend te zijn als het gaat om overheidsbemoeienis met gezinsvorming. De nazi’s deden aan eugenetica, aan rasverbetering. Maar ook in landen als Zweden, waar de sociaal-democraten aan het bewind waren, is men in het verleden gemakkelijk overgegaan tot het steriliseren van minder begaafden en asocialen. Later heeft men daar zijn spijt over betuigd.
Nu is er ten aanzien van gezinsvorming in onze maatschappij een heleboel loos. Zo werd vorige jaar bijna eenderde van de baby’s in ons land buitenechtelijk geboren. In de meeste gevallen onderhielden de ouders wel een vaste relatie met elkaar. Wat dat betreft kon het nog erger.
Duidelijk is ook dat er binnen de gezinnen het een en ander fout gaat. Verwaarlozing, misbruik en mishandeling van kinderen komen meer dan incidenteel voor. Soms overleven ze dat niet. In ieder geval wordt hun leven daardoor gestempeld.
Relatief vaak gaat het hier om ongehuwde moeders met losse relaties of om stiefouders die ernstig tekortschieten in hun opvoedingstaak. Maar er zijn ook gezinnen bij waar de ouders keurig met elkaar getrouwd zijn, maar hun kinderen verwaarlozen of mishandelen. Uithuisplaatsing van kinderen is dan in een aantal gevallen onvermijdelijk. Vaak is het dan al te laat.
Ook bij verstandelijk gehandicapten die een kind hebben is uithuisplaatsing vaak het einde van een korte of langere lijdensweg. Hier is niet zozeer sprake van onwil om een kind te verzorgen en op te voeden, maar van onmacht. Het gaat hier immers om mensen die zichzelf in onze maatschappij nauwelijks staande kunnen houden, laat staan dat ze in staat zijn een of meer kinderen op een verantwoorde manier groot te brengen.
In het verleden werd gezinsvorming hun dan ook sterk ontraden. En als ze toch een kind kregen, waren de sociale vangnetten, met name van de familie, veelal sterk genoeg om te voorkomen dat de opvoeding op een drama uitliep.
Inmiddels heeft er duidelijk een ontvoogding en verzelfstandiging van verstandelijk gehandicapten plaatsgehad. Anders dan vroeger, geeft men hun zo veel mogelijk vrijheid. Ook als er sprake is van een kinderwens. Die wens kan heel intens en welgemeend zijn. Maar daarmee is niet alles gezegd.
Ouders zijn er in eerste instantie voor hun kinderen en niet omgekeerd. Ouders die door eigen onvermogen een kind niet kunnen opvoeden, zouden geen kinderen moeten hebben. Die kinderen worden daar immers in veel gevallen de dupe van.
Als andere sociale verbanden tekortschieten om het ouderschap van verstandelijk gehandicapten te voorkomen, zit er niets anders op dan dat de overheid hen daartoe dwingt. Al blijft het een uiterst gevoelig terrein, waarop heel behoedzaam gemanoeuvreerd moet worden.