„Of je nu aan het mbo, hbo of wo studeert, het gaat om het ontdekken van je individuele talenten en passies, waarbij iedere student gelijke waardering verdient”, vindt ISO-voorzitter Demi Janssen.

Dijkgraaf wil zoveel mogelijk af van het „hiërarchisch denken”, waarin de ene opleiding boven de ander wordt gesteld. Hij ziet dat als een restant van „negentiende-eeuws” denken, dat schadelijk is voor jongeren zelf en voor de maatschappij als geheel. „Een deel van de studenten ervaart vanuit hun omgeving, het onderwijs en de maatschappij druk om een ‘zo hoog mogelijke’ opleiding te doen, ook als dat niet bij hun wensen en talenten past”, legt Dijkgraaf uit in een brief aan de Tweede Kamer. Hierdoor kunnen studenten „zich niet optimaal ontwikkelen, hebben ze een hoger risico op negatieve leerervaringen en op uitval”.

JOBmbo pleitte er eind vorig jaar samen met andere organisaties in een manifest voor om „voortaan op een inclusieve en waarderende manier te spreken over leerroutes en onderwijsrichtingen”. Naar die oproep verwijst de minister ook in zijn brief, al verandert hij in juridische zin nu niks. Het aanpassen van formele benamingen heeft namelijk „bijzonder grote consequenties qua wetgeving en kosten”.

Özügüzel hoopt dat de oproep van Dijkgraaf ook buiten het ministerie van onderwijs weerklank zal vinden. „En we hopen natuurlijk dat ook de volgende minister dit overneemt.”

Janssen ziet wel reden om ook het taalgebruik van het ISO zelf kritisch te bekijken. Onderaan persberichten van de organisatie staat bijvoorbeeld nog standaard dat ISO „alle studenten in het hoger onderwijs” vertegenwoordigt.