Studie: liefdadigheidsstichting kreeg startkapitaal door slavernij
De Nederlandse liefdadigheidsorganisatie Insinger Stichting heeft haar eerste vermogen grotendeels verkregen door de slavernijgerelateerde economische activiteiten van de familie Insinger. Dat concludeert het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) maandag in een rapport over de stichting.
Het startkapitaal van de stichting bestond uit erfenissen van Insinger-bestuurders. „Hun rijkdom werd gevestigd met het profijt van bezit, beheer en belening van slaafgemaakten en plantages”, zegt IISG-onderzoeker Bart van Holsteijn. „Ook de bredere economische activiteiten die zij later ontwikkelden waren verweven met koloniale exploitatie en dwangarbeid. Na de afschaffing van slavernij werd dit kapitaal geïnvesteerd in een vastgoedfonds. Ook dat heeft bijgedragen aan het vermogen van de Insinger Stichting en de nauwe band met het slavernijverleden.”
Het IISG deed het onderzoek in opdracht van de stichting zelf. De stichting is opgericht 1913 door een lid van familie Insinger. Deze familie is eveneens oprichter van de private bank Insinger de Beaufort in 1779. Deze bank is in 2017 gefuseerd tot de huidige bank InsingerGilissen, die in 2021 een onderzoek naar haar slavernijverleden aankondigde.
De onderzoekers melden dat de familie, de stichting en de bank in de vorige eeuw sterk met elkaar verweven waren. Inmiddels staan de drie „los van elkaar”, zegt Henrick van Asch van Wijck, voorzitter van het bestuur van de Insinger Stichting. „De stichting is ondertussen ook al geruime tijd een zelfstandige en onafhankelijke goededoelenstichting waarvan de bestuurders hun eigen afwegingen maken.” Het huidige subsidiebudget is ongeveer 1 miljoen euro, meldt de stichting op haar website.
Van Asch van Wijck hoopt dat het onderzoek bijdraagt „aan de bredere maatschappelijke discussie rond dit onderwerp. Juist door hier transparant over te zijn en het ontstaan van het vermogen van de stichting te onderzoeken denken we dat het beleid van de stichting beter kan worden toegespitst op heling.”
Het IISG deed al eerder onderzoeken naar het Nederlandse slavernijverleden, zoals naar de rol van de stad Amsterdam en naar de betrokkenheid bij slavernij van voorgangers van ABN AMRO.