Actie Yeşilgöz tegen hoofddoekje boa’s oogt tikje overdreven
Het is minister Yeşilgöz gelukt in de nadagen van haar ministerschap een flinke controverse te veroorzaken over het boa-uniform. In zes gemeenten –Arnhem, Tilburg, Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Groningen– besloot de gemeenteraad de lat voor de religieuze neutraliteit niet al te hoog te leggen en enige variatie in kledingregels voor buitengewone opsporingsambtenaren toe te staan.
Concreet: de boa moet in uniform, maar een hoofddoekje of een keppeltje, een kettinkje of een kruisje, mag, mits dat de handhaving niet ondermijnt.
Juridisch staan deze gemeenten sterk, aangezien zij de werkgevers van de boa’s zijn. Daardoor bepalen zij de arbeidsvoorwaarden en niet het Rijk. Differentiatie tussen gemeenten hoort daarbij. Uitspraken van het Hof van Justitie van de EU wijzen in dezelfde richting: het is primair de werkgever die bepaalt of beperkingen op het dragen van religieuze uitingskenmerken al dan niet noodzakelijk zijn.
Het risico dat een landelijk verbod, waarop Yeşilgöz nu broedt, straks geen standhoudt bij de rechter is dan ook aanzienlijk. Waarom dan toch gekozen voor dit glibberige pad?
Wie de Handelingen van de Tweede Kamer erop naslaat, ziet al snel waar de kiem ligt: in het debat over de justitiebegroting van 2022. Daarin nam de VVD de gelegenheid te baat om aan te dringen op een landelijke richtlijn over het boa-uniform. De PVV koos zoals gebruikelijk voor de overtreffende trap en eiste een hoofddoekjesverbod. Beide voorstellen haalden het, dat van de PVV met de kleinst mogelijke meerderheid, maar een verbod kwam er niet.
Een richtlijn wel, om precies te zijn in de zomer van 2022. Deze had als strekking dat boa’s zich in elk geval in rechtstreekse contacten met het publiek zouden onthouden van zichtbare uitingen van levensovertuiging en religie, maar was niet bindend. Yeşilgöz deed een dringend beroep op gemeenten tot uniforme naleving en liet het daarbij.
Nu zes gemeenten toch de voorkeur geven aan een ruimere interpretatie kiest ze niet voor een overleg achter de schermen, maar alsnog voor een verbod. Het enthousiasme van boa’s in die gemeenten om tijdens het werk een hoofddoek te dragen is echter klein, de vakbond van de boa’s maakt geen enkele aanstalten om collega’s die voor een vorm van religieuze hoofdbedekking kiezen te ondersteunen en bij het Studiecentrum voor Publieke Veiligheid, een van de grote boa-opleiders, zijn geen boa-studenten met hoofddoekjes bekend. Daar komt nog bij dat de lokale raadsfracties in die gemeenten die tegen zijn ongetwijfeld elke indicatie dat de versoepeling de handhaving ondermijnt te baat zullen nemen om te proberen deze terug te draaien.
Alles bij elkaar roept dat op z’n minst de vraag op of Yeşilgöz er wijs aan doet nu een prestigegevecht te ontketenen waarmee ze haar opvolger mogelijk hinderlijk voor de voeten loopt. Nog klemmender is de vraag wat deze aankondiging meer is dan een poging om daadkracht uit te stralen en een opzichtige geste te doen richting de PVV.