Priester Sjur Isaksen: Werken in Noorse parlement voelt als verblijven in oase
Een dag per week werkt de lutherse priester Sjur Isaksen in het gebouw waar de Storting zetelt, het Noorse parlement. In een ruimte die is ingericht als kapel belegt Isaksen samenkomsten en hij biedt politici een luisterend oor. „Het zijn gewone mensen met gewone problemen.”
„Ik wacht je op bij de hoofdingang van het parlementsgebouw”, mailt Isaksen, daags voor het interview. Op de afgesproken tijd op vrijdagmiddag staat de priester al klaar. Gestoken in een alledaagse blouse met daarover een trui is hij niet herkenbaar als geestelijke. Voordat er handen kunnen worden geschud, moet het veiligheidsprotocol worden doorlopen. Schoenen moeten uit en tassen door de scanner gehaald; een riem moet worden losgemaakt.
Ik laat je eerst mijn werkruimte zien, zegt Isaksen en gaat voorop, de lange gangen door. Het gebouw is nagenoeg uitgestorven; vrijdag geldt niet als een drukke vergaderdag voor de Storting. Bij de drankenautomaat houdt hij halt. Even later staan twee dampende bekers koffie op zijn bureau en steekt de geestelijke van wal.
Elke woensdag is de zestiger, die in 1982 tot priester werd gewijd, aanwezig in het parlementsgebouw. De overige dagen werkt hij als priester in een kerk in de Oslose wijk Uranienborg. Om halftien steekt hij in de kapel de kaarsen aan om het ”Woord van de Dag” te beginnen. „Het lijkt op een zeer korte kerkdienst”, legt Isaksen uit. „We zingen twee liederen uit een hymnenboek, lezen uit de Schrift en er is tijd voor stil gebed.” Na twintig minuten wordt de samenkomst besloten met het Onze Vader en de zegenbede. „We moeten stipt om 9.55 uur klaar zijn, omdat om 10.00 uur de vergadering van de Storting begint.”
Het aantal bezoekers wisselt sterk per keer. „Soms zijn er zes, soms tien, soms twintig.” Er komen parlementsleden, maar hun medewerkers zijn over het algemeen in de meerderheid. „Het is mooi dat bezoekers, ondanks hun zeer drukke werkdag, 25 minuten de tijd nemen om naar de kapel te komen”, vindt Isaksen, die de bijeenkomst de kern van zijn werk vindt en „de hartslag van het pastoraat” noemt.
De kapel ziet eruit als een kleine kerkzaal, waarin een dertigtal houten stoelen zijn opgesteld. Op een tafeltje voorin staat een glazen bak met daarin een kaars. Pal erachter, aan de witte muur, hangt een schilderij waarop een geel altaar afsteekt tegen een donkerblauwe achtergrond. Helemaal achterin de kapel, schuin voor een houten kast met daarin rode hymneboeken, staat een zwarte piano. Geroutineerd schuift Isaksen op de pianokruk en speelt uit zijn hoofd het lied ”Amazing Grace”.
Terug in zijn werkkamer zegt de Noor dat hij het als een voorrecht beschouwt om in het parlementsgebouw te mogen werken en „politici te ondersteunen in hun moeilijke en serieuze werk”. Behalve door voor te gaan tijdens het Woord van de Dag doet Isaksen –die zijn theologie omschrijft als „georiënteerd op de lutherse nadruk op Christus alleen en genade alleen”– dat in gesprekken die hij gedurende de dag met parlementsleden heeft, op afspraak of spontaan.
Wat kenmerkt Noorse politici?
„Het zijn gewone mensen. De meesten die mij opzoeken, zijn op een bepaalde manier gelovig. Vrij veel volksvertegenwoordigers zullen, als het ze wordt gevraagd, aangeven zichzelf als christen te beschouwen (circa twee derde van de Noren is lid van de Kerk van Noorwegen, BP). Tegelijk is de scheidslijn tussen wie wel of geen christen is dun.
Uniek voor politici is dat ze onder grote druk moeten werken. Ze liggen onder het vergrootglas van de media en krijgen altijd aandacht, ook als ze dat niet willen. Verder zijn ze doorgaans ver van huis, wat moeilijk voor ze kan zijn. Voor deze mensen is de kapel een prima plek om gemeenschap te ervaren en met een pastor te kunnen praten. Het is een plek waar ze kunnen gaan zitten, rusten en bidden.”
Met welke vragen komen ze naar u toe?
„Met gangbare onderwerpen. Denk aan relaties, verdriet, problemen in het persoonlijk leven, representatief voor de maatschappij als geheel. Politici zijn gewone mensen met gewone problemen. Ik kan niet over de gesprekken uitweiden, omdat wat ik bespreek vertrouwelijk is. Als ik die geheimhouding schend, overtreed ik de wet. Ik wil ook geen al te stevige uitspraken doen, omdat ik het vertrouwen dat mensen in mij hebben, moet behouden.
In gesprekken gaat het overigens zelden inhoudelijk over politiek, wel over het proces. Politieke nederlagen kunnen pijnlijk zijn. Ook kan er teleurstelling zijn als er een compromis moest worden gesloten.
Overigens spreek ik meestal met medewerkers van politici. Daar zijn er heel wat meer van dan parlementariërs.”
In een land als Nederland is weinig vertrouwen in geestelijken. Hoe is dat in Noorwegen?
„Veel Noren zeggen weinig op te hebben met pastors, maar dat hun eigen pastor goed is. Ik denk dat het in ons land verrassend genoeg nog wel goed zit met dat vertrouwen. Het is denk ik een van de redenen dat het parlement in 2007 er het nut van inzag om een pastor aan te stellen en opdraait voor de financiering. Het is dus het parlement dat het initiatief hiertoe heeft genomen, niet de kerk.
Dat in Noorwegen het vertrouwen in de kerk nog redelijk hoog is, komt doordat het instituut niet geplaagd is door schandalen, zoals in de Rooms-Katholieke Kerk. In de ontmoetingen met parlementsleden ervaar ik ook dat vertrouwen.
Bij mijn aanstelling in 2014 is er binnen elke politieke partij over gesproken of het parlement door moest gaan met de parlementspastor en ze stemden er allemaal mee in.” De Storting kent een christelijke partij: de Kristelig Folkeparti (KrF). Ze heeft 3 van de 169 zetels.
Tot een paar jaar geleden was de Kerk van de Noorwegen de officiële staatskerk. Wat vindt u van deze nieuwe werkelijkheid?
„De officiële scheiding tussen kerk en staat was onontkoombaar en ik heb deze ontwikkeling ook toegejuicht. De staat ondersteunt nu alle vormen van religie en humanisme, onder meer door financiering. Wel staat nog steeds in de grondwet dat de Kerk van Noorwegen een speciale positie heeft om een kerk voor het volk te zijn, dus eigenlijk om het volk in het hele land te dienen.”
Wat is uw mooiste ervaring in de bijna tien jaar dat u werkt als parlementspastor?
„Ik kan hier vanwege vertrouwelijkheid niet concreet op ingaan. Het mooiste is dat ik meermaals vertegenwoordigers daadwerkelijk hulp kon bieden die hun hoop en vertrouwen gaf.
Werken in het parlement voelt voor mij als verblijven in een oase. Ik kan er doen wat ik het liefste doe: het Evangelie verkondigen en pastorale gesprekken voeren met mensen. In de Storting ben ik een gelukkig mens.”