Meditatie: Zoon van Abraham
Hebreeën 2:16-17a
„Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad van Abraham aan, waarom Hij in alles de broeders moest gelijk worden.”
Laat nooit vergeten worden dat het zaad van de vrouw, dat de kop van de slang vermorzelde, de Middelaar werd tussen God en de mensen, Die de gelijkenis van een dienstknecht aangenomen heeft, hoewel Hij Gode even gelijk was, dat Hij het een vreugde heeft geacht een Jood te worden. „Hij nam het zaad van Abraham aan” (Hebreeën 2:16). Wanneer deze feiten geen bijzondere claim leggen op de christenen, dan heb ik mij schromelijk vergist.
Ten overstaan van de Bijbel, de prediking van het Evangelie en de persoon van Christus ben ik zo stoutmoedig te zeggen dat christenen inderdaad een bijzondere plicht tegenover Israël hebben. Als er zoiets in de wereld bestaat als dankbaarheid, heeft iedere christen op aarde een zware verplichting ten opzichte van de Joden. Aan de ene kant kunnen we deze schuld direct betalen door het Evangelie bij de Joden te brengen, waar zij zich dan ook op aarde bevinden. Zij zullen ongetwijfeld met bijzondere wijsheid, inzicht en voorzichtigheid benaderd moeten worden. Zij dienen niet als heidenen benaderd te worden, maar als mensen die de halve waarheid reeds kennen, die het Oude Testament evengoed geloven als wij, hoewel ze de volle betekenis ervan niet verstaan en aannemen. De ervaring leert dat er alle reden is om hen die met liefde en geduld pogen Israël naar de ware Messias, de Christus Gods, te brengen, aan te moedigen.
J.C. Ryle, bisschop te Liverpool
(”Preek over Romeinen 11:26”, 1867)