Kankerpatiënt dure pillen onthouden
Kankerpatiënten krijgen in Nederland niet altijd de optimale behandeling, omdat vier van de tien ziekenhuizen nieuwe dure medicijnen niet kunnen betalen. Specialisten mogen deze dure middelen dan niet voorschrijven. Naar schatting 500 kankerpatiënten overlijden daardoor jaarlijks vroegtijdig.
Oncologen en hematologen luidden dinsdagavond in het tv-programma NOVA de noodklok over de ontstane situatie. Volgens dr. Peter Huijgens, directeur van het onderzoekinstituut oncologie-immunologie van het VU Medisch Centrum, krijgen veel patiënten niet het beste geneesmiddel. Het gaat om patiënten met lymfklier-, borst- en darmkanker en de ziekte van Kahler, een vorm van beenmergkanker.
De nieuwe medicijnen, die worden gegeven naast de bestaande therapie, doden kankercellen op een andere manier, waardoor de genezingskansen of de overlevingsduur van patiënten aanzienlijk toenemen, aldus Huijgens.
Hij geeft twee voorbeelden. „De gemiddelde overlevingskans van patiënten met lymfklierkanker is 50 procent bij de bestaande behandeling. In combinatie met het nieuwe middel Maptera stijgt dit naar 70 procent. Naar schatting zo’n 200 lymfeklierpatiënten overlijden jaarlijks vroegtijdig omdat ze verstoken blijven van dit middel. Het medicijn Velcade verlengt het leven van patiënten met de ziekte van Kahler gemiddeld met een halfjaar.”
De situatie in Nederland steekt volgens Huijgens schril af ten opzichte van andere Europese landen. „In België en Denemarken wordt twee keer zo veel geld besteed aan nieuwe geneesmiddelen voor lymfklierkankerpatiënten. Een Belgische patiënt met bloedkanker heeft dus twee keer zo veel kans als een Nederlandse patiënt dat hij zo’n nieuw medicijn krijgt. Bij de ziekte van Kahler is dat nog erger. Nederland bungelt helemaal onderaan. Een Nederlandse patiënt heeft gemiddeld vier keer minder kans dat hij het nieuwe middel Velcade krijgt dan een patiënt met Kahler in de ons omringende landen en de VS. We staan in Europa op de op een na laatste plaats, alleen Portugal bevindt zich onder ons.”
Jaarlijks is volgens Huijgens ongeveer 40 miljoen euro extra nodig om ervoor te zorgen dat de 500 Nederlandse kankerpatiënten die baat zouden hebben bij de nieuwe medicijnen, niet vroegtijdig overlijden.
Zo’n vier op de tien ziekenhuizen zijn niet meer in staat de benodigde geldbedragen op te brengen. In dat geval verwijzen de specialisten soms naar andere ziekenhuizen waar de behandeling nog wel wordt betaald.
Dr. Aart van Bochove, voorzitter van de Nederlandse vereniging van medisch oncologen, spreekt van een afschuwelijk probleem. Hij zegt niet te weten welke ziekenhuizen de nieuwe behandelingen al dan niet toestaan. Onduidelijk is ook of kankerspecialisten in alle gevallen hun patiënten op de hoogte stellen van het feit dat ze hen niet kunnen behandelen met het nieuwste middel en hen doorverwijzen.
Uit een enquête in 2003 bleek volgens Van Bochove dat 20 procent van de kankerspecialisten vijf keer per jaar in de problemen komt vanwege het niet kunnen voorschrijven van een nieuw kankergeneesmiddel.
Al in november 2003 stuurde Huijgens namens de vereniging van oncologen en hematologen een brandbrief over de problematiek naar de Tweede Kamer. De regeling dure geneesmiddelen voorziet erin dat ziekenhuizen 25 procent van de behandelkosten van dergelijke medicijnen zelf moeten betalen uit het ziekenhuisbudget. In 2004 is overleg gevoerd met het ministerie van VWS, maar dit heeft volgens Van Bochove niet tot resultaat geleid. Het ministerie laat in een reactie weten de zaak in behandeling te hebben.