Waarom 20 procent van de werknemers ontevreden is over baan maar geen ander werk zoekt
Zo’n 13 tot 20 procent van de werknemers die ontevreden zijn over hun baan, hebben het gevoel dat ze er niet weg kunnen. Dat heeft volgens organisatiepsycholoog Merel Feenstra grote gevolgen voor hun arbeidsproductiviteit en mentale gezondheid.
Hij kon er haast de klok op zetten. Elke nacht om halfvier lag hij wakker. Dan begon het malen. Over wat hij in zijn functie als teamleider bij een verzekeringsmaatschappij niet goed had gedaan. Over wat hij nog af moest maken. Soms klapte hij midden in de nacht nog even zijn laptop open. De zondagavond gebruikte hij om alvast wat mails te beantwoorden. Uiteindelijk werd ook de zondagmiddag een vaste werkdag en maakte hij in plaats van een 36-urige werkweek minstens 50 uur „om alles bij te kunnen benen”.
De 54-jarige ”Erik” zat, zoals dat heet, opgesloten in zijn baan. Hij haalde er geen energie meer uit én hij had het gevoel niet weg te kunnen. Erik is het pseudoniem waaronder hij zijn verhaal doet in de podcast Op je plek van Merel Feenstra-Verschure. Zij is organisatiepsycholoog, assistent-professor bij de Tias School for Business and Society, en doet al jaren onderzoek naar mensen die vastzitten in hun baan. In 2022 promoveerde zij op dit thema.
Een onderbelicht, maar belangrijk thema, zegt Feenstra. Want 13 tot 20 procent van de ontevreden werknemers kampt met zo’n opgesloten gevoel. Bij een derde van die werknemers leidt dit gevoel tot een burn-out. Anderen hebben jarenlang vermoeidheidsklachten en depressieve gedachten. En bij bijna alle werknemers die ongenoegen voelen, neemt de productiviteit op het werk fors af.
Weinig waardering
Dat opgesloten gevoel duurt gemiddeld zo’n 2,5 jaar, ontdekte Feenstra tijdens haar onderzoek. Maar ze weet ook van mensen die wel vijftien jaar vastzaten. Vaak ontstaat zo’n gevoel na een conflict op de werkvloer, een gebrek aan waardering of controle of te weinig ontwikkelingsmogelijkheden. Maar ook fijne arbeidsvoorwaarden, zoals het welbekende vroegpensioen, maken het soms weinig verleidelijk om te vertrekken. Want biedt een nieuwe werkgever dezelfde voorwaarden aan? Sommige medewerkers denken juist dat hun (hoge) leeftijd of (lage) opleidingsniveau een nieuwe baan in de weg zit. „Uiteindelijk is het vooral de perceptie die iemand heeft”, zegt Feenstra.
Ze geeft het voorbeeld van een cliënt (Feenstra heeft ook een adviesbedrijf). De vrouw was al 23 jaar ergens in dienst en besloot eindelijk op zoek te gaan naar iets nieuws. Met een zekere spanning, want wie zou er nog op haar zitten wachten? „Ze mailde me onlangs dat ze één sollicitatie de deur uit had gedaan. Dat was een paar maanden terug, in september. Toen is ze het helaas niet geworden. Die ene sollicitatie was wel genoeg, leek ze zelf te denken. Maar wie wat meer ervaring heeft met solliciteren, weet dat het wel heel gek moet lopen wil je na een sollicitatie meteen een nieuwe baan hebben.”
Op het onderwerp rust een behoorlijk taboe, ziet Feenstra. Veel van de ervaringsdeskundigen die zij spreekt voor haar podcast doen hun verhaal onder een pseudoniem. Zo ook de man die in de podcast Joep heet en die zelfs zijn stem niet wilde laten horen. Feenstra leest daarom zijn verhaal voor. Een schrijnend verhaal: Joep vreesde zonder zijn baan zijn hypotheek niet meer te kunnen betalen, belandde in een burn-out en is inmiddels volledig afgekeurd. Nog altijd voelt hij frustratie over zijn voormalige werkgever.
Waarom toch dat taboe? Op verjaardagsfeestjes, tijdens burenonderonsjes en bij de koffieautomaat hebben we het zelden over de onvrede die we voelen op het werk, zegt Feenstra. Werk is identiteit, lijkt het Nederlandse credo. Als het niet goed gaat, houden we dat liever stil. Ze maakt het bijna wekelijks mee. Dan stelt ze zich aan iemand voor die vol trots over zijn of haar werk begint te vertellen. Als Feenstra dan uitlegt waar ze onderzoek naar doet, blijkt toch regelmatig dat haar gesprekspartner ook niet helemaal content is op het werk.
Ook werkgevers doen te weinig om die stilte te doorbreken, zegt Feenstra. Leidinggevenden zien soms wel dat iemand ongelukkig of weinig productief is. „Ze weten dat zo iemand misschien maar voor 40 procent functioneert. Die manager neemt dat voor lief, anders moet hij een nieuw persoon zoeken.” Die houding heeft alles te maken met de krappe arbeidsmarkt die het moeilijk maakt geschikt personeel te vinden.
Informelere setting
Het is tijd voor een nieuw soort denken, zegt Feenstra. Op dit moment klampen werkgevers zich te veel vast aan werknemers die het liefst willen vertrekken. Veel beter zou zijn als ze er rekening mee houden dat personeel na een aantal jaar weer vertrekt. Nog belangrijker, zegt ze, is het bespreekbaar maken van het onderwerp. Niet alleen tijdens beoordelingsgesprekken, maar ook in een wat informelere setting.
Erik werd tot zijn frustratie elke werkdag om halfzeven ’s avonds gebeld door zijn leidinggevende om de resultaten van zijn team door te nemen. Vaak zat hij dan nog lang in de auto te bellen terwijl zijn vrouw vanuit de keuken seinde dat het eten koud werd.
Toch was het diezelfde leidinggevende die Erik erop wees dat hij misschien niet op zijn plek zat. Je hoeft niet weg, had hij nog gezegd. Maar hij spoorde Erik wel aan te praten met een jobcoach. Uiteindelijk ging Erik weg. „Ik slaap weer goed”, vertelt hij in de podcast. „Dat is een teken dat het goed gaat.”