Nederland schuift vooral met dozen
De Nederlandse export groeide het afgelopen jaar sterker dan de wereldhandel. De toename van de uitvoer betrof vooral de doorvoer van goederen, een exportcategorie waar Nederland zelf weinig aan verdient. Wordt Nederland een natie van dozenschuivers? „Het begint er steeds meer op te lijken”, zegt econoom S. Storm.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte dinsdag bekend dat de Nederlandse economie het afgelopen jaar met 1,3 procent is gegroeid. In internationaal verband slaat Nederland hiermee een modderfiguur. Zelfs Duitsland, waar de werkloosheid momenteel oploopt tot meer dan 12 procent van de beroepsbevolking, presteerde met een groei van 1,7 procent beter. Naar groeicijfers in de Verenigde Staten (4,6 procent) en China (9,5 procent) kan Nederland slechts likkebaardend kijken.
Waar de overheids- en consumentenbestedingen de economische motor de afgelopen jaren aanjaagden, bleef het in 2004 vanuit deze hoek angstvallig stil. Het kabinet wil niets extra’s besteden, uit angst voor een oplopend financieringstekort. De consument durft zijn geld niet uit te geven en potte het afgelopen jaar massaal zijn centen op.
Drijvende kracht achter de economische groei in 2004 was de export, die met 7,2 procent toenam, de hoogste groei in vier jaar tijd. Wanneer dit ogenschijnlijk prachtige uitvoercijfer wat nader wordt bekeken, valt echter op dat de sterke stijging in het afgelopen jaar grotendeels te danken is aan de doorvoer van goederen. Hiervan is sprake wanneer ingevoerde producten zonder noemenswaardige bewerking worden geëxporteerd. Dit betreft vooral computers en toebehoren. Deze doorvoer, ook wel wederuitvoer genoemd, steeg in 2004 met maar liefst 15 procent.
Aan het doorvoeren van goederen wordt echter maar weinig geld verdiend. De meeste winst wordt gecreëerd door de export van producten die in Nederland zijn gefabriceerd. Deze uitvoercategorie bleef het afgelopen jaar met een groei van 4 procent ruim achter bij de stijging van de wereldhandel (6 procent).
Het CBS wijt dit vooral aan de hoge lonen die in Nederland moeten worden betaald. Hoge lonen leiden tot hoge prijzen, waardoor de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert. Een ietwat vreemde redenering, aangezien het CBS maandag nog cijfers presenteerde waaruit bleek dat de Nederlandse lonen in Europees verband gemiddeld zijn. In 2004 werd, vooral door strikte loonmatiging, zelfs een daling van de loonkosten gerealiseerd.
Wijzen naar loonkosten als verklarende factor voor de uitvoerdaling van producten van Nederlands fabrikaat is bovendien onjuist, betoogt S. Storm, econoom aan de Technische Universiteit Delft. „Loonkosten verklaren de in internationaal verband achterblijvende export niet. Onderzoek wijst uit dat lonen de omvang van de export slechts zeer beperkt beïnvloeden.” Volgens Storm zijn innovatiegraad en technologische hoogwaardigheid van producten meer van belang. En juist op dit punt loopt Nederland in internationaal en Europees verband flink achter, meent de Delftse econoom. „Internationale cijfers tonen een achterstand van Nederland gemeten naar innovatiegraad van de geëxporteerde goederen.”
Nederland lijkt in 2004 dus vooral een kei te zijn geweest in het importeren van goederen, ze op te splitsen in kleinere hoeveelheden om ze vervolgens weer uit te voeren, al dan niet in een mooie verpakking. Nederland ontpopt zich op deze wijze meer en meer als dozenschuiver. Het CBS spreekt liever van „Nederland distributieland.” Dit verschijnsel lijkt echter niet iets om trots op te zijn en staat ver af van de ambitie van de Nederlandse regering om het land de komende jaren op de kaart te zetten als kennisland. In 2003 heeft het kabinet hiertoe zelfs een heus Innovatieplatform opgericht, met minister-president Balkenende als voorzitter.
Profilering als distributieland is bovendien gevaarlijk, redeneert Storm. „Wanneer een land voornamelijk goederen doorvoert, is het in sterke mate afhankelijk van de economische groei van zijn handelspartners. Ook al is Nederland qua ligging en infrastructuur een transport- en distributieland bij uitstek, wanneer er geen eigen producten worden verkocht, verlies je als land economische capaciteit. Het is daarom van belang dat Nederland zijn eigen productiesysteem behoudt.”
De cijfers van gisteren moeten volgens de Delftse econoom een signaal zijn voor de regering dat er in Nederland „iets ernstigs aan de hand is.” Een woordvoerder van het Innovatieplatform erkent de urgentie. „Als dit doorzet worden we de dozenschuivers van Europa. Cijfers als deze zijn voor ons een duidelijke ”wake-up call”. Nederland moet vooral exporteren wat het binnen zijn kenniseconomie zelf heeft gemaakt.”