Zij constateert dat de VVD-bewindsman er niet in is geslaagd de cultuurverandering binnen het defensieapparaat gestalte te geven. „Uit het rapport blijkt dat hij vier jaar lang heeft doorgemodderd. Het politieke beraad tussen de minister en de defensiestaf was uitsluitend gericht op de problemen van gisteren en vandaag, niet op die van morgen. De Grave is er niet in geslaagd de organisatie op poten te zetten. Daardoor zijn er grote fouten gemaakt bij de uitzending van militairen naar Eritrea, die miljoenen heeft gekost.”

VVD en D66 richten zich in hun reactie op het rapport vooral op de aanbevelingen die erin staan. D66-kamerlid Van ’t Riet noemt het goed dat de commissie het „tokodenken” bij de verschillende krijgsmachtonderdelen wil doorbreken en kiest voor een centrale aansturing. De gedachte om de chef-defensiestaf verantwoordelijk te maken over het investeringsbudget noemt zij „uitstekend.”

VVD-kamerlid Van den Doel deelt de mening van de commissie dat er geen noodzaak is voor de aanstelling van een opperbevelhebber. Hij vindt dat de krijgsmacht meer behoefte heeft aan een cultuurverandering dan aan nieuwe structuren. De krijgsmacht heeft na de Koude Oorlog een andere taak gekregen, waarbij de nadruk ligt op vredesoperaties. „De daarmee verbonden cultuur heeft zich onvoldoende aangepast.”

Ook minister De Grave oordeelt „in hoofdlijnen positief” over de voorstellen van de commissie Franssen voor verbetering van de defensieorganisatie. De ideeën zijn echter zo ingrijpend dat het aan een volgende minister van Defensie is om er een begin mee te maken. De Grave wil zijn resterende tijd op het departement gebruiken om de voorstellen te bespreken met zijn medewerkers en vervolgens het dossier zo goed mogelijk voor te bereiden, zodat het kan worden ingebracht in de formatiebesprekingen.