Dood Rafiq Hariri voor Libanezen bitter déjà vu
Hij noemde zichzelf graag ”Meneer Libanon”. Als iemand zijn land op de kaart wist te zetten, dan was het wel de gisteren vermoorde oud-premier Rafiq Hariri. De gewelddadige dood van de schatrijke magnaat betekent niet alleen een klap voor het herstel van de Libanese economie, maar roept bij de inwoners van Beiroet ook angstige herinneringen op aan de bloedige burgeroorlog die hen tussen 1975 en 1990 teisterde.
Voor veel Libanezen was de aanslag van maandag een bitter déjà vu. Gillende sirenes van ambulances, brandweerlieden die de vlammen proberen te bedwingen en hulpverleners die verminkte slachtoffers uit verwrongen voertuigen en ingestorte panden trachten te bevrijden. De krachtige bom die een einde maakte aan het leven van Rafiq Hariri sloeg een krater van 10 meter diep. De luxueuse boulevard aan het randje van Beiroet, veranderde in één klap in een chaos van brokstukken en schreeuwende mensen.
In de dagen dat Beiroet nog synoniem was voor dood en verderf, was dit soort taferelen aan de orde van de dag. In 1975 brak een burgeroorlog uit waarin diverse rivaliserende Libanese facties elkaar op leven en dood bevochten in een land dat eens als het Zwitserland van het Oosten te boek stond. Ondanks internationale bemoeienis en de Israëlische inval van 1982, duurde het tot 1990 voor een formeel staakt-het-vuren totstandkwam.
Rafiq Hariri is dan ook bepaald niet de eerste Libanese (oud-)politicus die in de afgelopen decennia is vermoord. In maart 1977 werd Druzenleider Kamal Jumblatt in zijn bolwerk in het Choufgebergte gedood. Ruim een jaar later onderging parlementslid Tony Franjieh hetzelfde lot. In september 1982 maakte een bomaanslag een einde aan het leven van de tot president gekozen Bashir Gemayel. En ook in de jaren daarna kwamen diverse hooggeplaatste politieke leiders op gewelddadige wijze om het leven.
Sinds het bestand van 1990 is het in Libanon relatief rustig geweest, op de strijd tussen Hezbollah en Israël in het zuiden na. Vorig jaar oktober vlamde de onrust plotseling weer op. Een autobom ontplofte in de buurt van oppositielid Marwan Hamade, die bij de aanslag gewond raakte. De volksvertegenwoordiger had kort daarvoor ontslag genomen als minister van Economische Zaken omdat hij zich verzette tegen de verlenging van de ambtstermijn van de pro-Syrische president Emile Lahoud. De oppositie legde dan ook direct de verantwoordelijkheid voor de aanslag bij de Syriërs.
Ook nu wijst de Libanese oppositie met een beschuldigende vinger naar Damascus en de Syrische vazallen in Libanon. „Ik denk dat degenen die premier Hariri hebben vermoord, diegenen zijn die momenteel het herstel van de Libanese soevereiniteit en onafhankelijkheid tegenwerken en die proberen de internationale resolutie die voorziet in de terugtrekking van het Syrische leger uit Libanon ongedaan te maken”, aldus generaal Michel Aoun, een voormalige Libanese leider die in ballingschap in Parijs woont.
Inmiddels heeft de schimmige terreurgroep Ondersteuning en Jihad in Syrië en Libanon via een videoboodschap de verantwoordelijkheid voor de aanslag opgeëist. Gezien de ervaringen met dit soort uitlatingen in Irak, is het echter maar de vraag of deze verklaring serieus is en wie er uiteindelijk opdracht voor de liquidatie van Hariri heeft gegeven.
De Syrische president Bashir al-Assad was maandag in elk geval een van de eersten om de aanslag scherp te veroordelen en elke Syrische betrokkenheid bij de dood van de oud-premier van de hand te wijzen.
Politiek gezien vormde Rafiq Hariri zeker een bedreiging voor Damascus. Hoewel hij zich tijdens zijn premierschap nooit openlijk tegen de Syrische bezetting van zijn land heeft uitgesproken, werd zijn aftreden in september vorig jaar gezien als een krachtig protest tegen de Syrische inmenging in Libanons aangelegenheden. Bovendien beschikte Hariri door zijn enorme rijkdom en zakelijke contacten internationaal over een uitstekend netwerk dat hem steunde en hem het nodige politieke gewicht verleende.
Het is echter juist die rijkdom die mogelijke Syrische betrokkenheid bij de dood van Hariri in een ander daglicht stelt. Analisten gaan ervan uit dat de -toch al zwakke- Syrische economie zonder de aanwezigheid in Libanon binnen afzienbare tijd totaal zou instorten. Damascus heeft niet alleen militair, maar ook economisch een dikke vinger in de Libanese pap en roomt in veel sectoren een aanzienlijk deel van de winsten af. Ook de drugsteelt in de Bekaavallei levert de Syriërs een welkome bron van inkomsten op.
Het was vooral Rafiq Hariri die het -paradoxaal genoeg- de Syriërs mogelijk maakte de vruchten van de Libanese economie te plukken. Als onbeduidend docent vertrok hij in 1965 naar Saudi-Arabië om daar, evenals veel van zijn landgenoten, zijn geluk te beproeven. Twintig jaar later had hij een netwerk van constructiebedrijven opgebouwd en een geschat vermogen van 3,8 miljard dollar vergaard. Later breidde hij zijn activiteiten uit naar het bankwezen, de olie-industrie, de onroerendgoedsector en de telecommunicatiemarkt.
Hariri was ook de grootste aandeelhouder in Solidère, de onderneming die verantwoordelijk is voor de wederopbouw van het in puin geschoten centrum van Beiroet. Tijdens zijn politieke carrière wist hij bovendien buitenlandse investeerders massaal terug naar Libanon te halen.
Libanese zakenlieden en economisch analisten uitten maandag dan ook meteen hun grote bezorgdheid over de dood van de oud-premier. Unaniem schetsten zij een beeld van een economie die voor een belangrijk deel dreef op één persoon: Rafiq Hariri. Econoom Marwan Iskander waarschuwde in het dagblad The Daily Star voor een run op buitenlandse valuta, waardoor de Libanese munt in de komende dagen zwaar onder druk zal komen te staan. Ook buitenlandse bedrijven zouden hun belangen in Libanon kunnen heroverwegen, aldus Iskander.
De gewone Libanees zal zich vermoedelijk momenteel niet met dat soort analyses bezighouden. Voor de gemiddelde inwoner van Beiroet riep de aanslag van maandag vooral beelden op van een gewonde stad, waar sluipschutters vrij spel hadden en explosies tot het dagelijks leven behoorden.