Inkomensondersteuning van minima is volgens de SER een landelijke zaak. Gemeenten moeten stoppen met categorale steunmaatregelen, zoals een algemene ontheffing voor mensen met een minimuminkomen op de onroerendezaakbelasting.

Dat blijkt uit het ontwerpadvies van de raad over het sociaal-economisch beleid op de middellange termijn (tot 2006) dat vrijdagis gepubliceerd. Dit advies aan het toekomstige kabinet wordt vrijdag 17 mei besproken door werkgevers- en werknemersorganisaties in de SER.

Volgens de raad heeft een slechte afstemming van maatregelen tussen gemeenten en de rijksoverheid de laatste jaren gezorgd voor een vergroting van de „armoedevalproblematiek.” De SER noemt het „zorgwekkend” dat minima steeds vaker in de zogeheten armoedeval terechtkomen als zij gaan werken, omdat dit mensen ervan weerhoudt om aan slag te gaan.

Vooral een alleenstaande ouder houdt vaak maandelijks minder over als hij of zij gaat werken, doordat deze allerlei vormen van inkomensondersteuning misloopt. Iemand met een uitkering moet soms wel meer dan 120 procent van het minimumloon gaan verdienen wil deze persoon erop vooruitgaan. Het risico om in de armoedeval te trappen is overigens hoger in grote steden dan in kleine gemeenten.

De categorale inkomensondersteuning van gemeenten moet stapsgewijs worden afgebouwd. Alleen de rijksoverheid moet straks kunnen beslissen welke groepen op bijvoorbeeld het gebied van belastingen ontzien worden.

Voor de lokale overheden blijft alleen een ’nee-tenzij-beleid’ over voor de meest kwetsbare groepen. Dat zijn mensen die al jaren in de bijstand zitten, voorlopig niet aan een betaalde baan kunnen komen en al hun reservepotjes hebben opgemaakt. Via de bijzondere bijstand kunnen gemeenten deze mensen financieel ondersteunen als bijvoorbeeld de koelkast kapotgaat. De SER adviseert het komende kabinet dit beleid over te nemen.