Zuid-Holland wil gemeenten dwingen om sociale woningen te bouwen
De provincie Zuid-Holland staat op het punt om drie gemeenten te dwingen om het afgesproken aantal sociale huurwoningen te gaan bouwen. De provincie legde Albrandswaard, Lansingerland en Noordwijk eerder al een zogeheten proactieve aanwijzing op, wat betekent dat deze gemeenten binnen een jaar een bestemmingsplan moesten vaststellen. Aangezien er na het verstrijken van die termijn nog altijd geen concreet plan ligt, overweegt Zuid-Holland om de regie over te nemen.
„Ondanks herhaaldelijk aandringen op uitvoering van de proactieve aanwijzingen en het aanbieden van hulp, zien we dat de uitvoering hiervan in alle drie gemeenten (veel) langer duurt dan gevraagd”, schrijft het college van Gedeputeerde Staten. Het provinciebestuur zoekt naar mogelijkheden om de uitvoering van de plannen te versnellen en overweegt daarom zelf een zogeheten projectbesluit te nemen. Dat betekent dat Zuid-Holland de regie overneemt en zelf vastlegt hoe de bouwprojecten eruit komen te zien.
In Noordwijk gaat het om de realisatie van minimaal 240 woningen, in Albrandswaard om een project met minstens 100 woningen in het dorp Rhoon. In de gemeente Lansingerland moeten zeker 50 sociale woningen komen in de plaats Berkel en Rodenrijs.
Een meerderheid van Provinciale Staten, waaronder de voltallige coalitie, riep het college eind vorig jaar via een motie al op te kijken naar de mogelijkheden om het proces te versnellen. De partijen vinden dat de „nood van woningzoekenden hoog is” en dat vaart gemaakt moet worden met de bouw van woningen voor de sociale huursector.
De gemeente Noordwijk heeft beroep aangetekend bij de Raad van State tegen de proactieve aanwijzing van de provincie, in Lansingerland heeft een aantal bewoners dat gedaan. De provincie Zuid-Holland en de gemeente Lansingerland botsten onlangs al over woningbouw. De gemeente wil zo’n 5000 woningen bouwen (waaronder 1500 voor sociale huur) op een plek waar de provincie mogelijk windturbines wil laten plaatsen. Burgemeester Pieter van de Stadt vindt dat Zuid-Holland zijn gemeente hierdoor „op slot” zet.