Waarom vergeeft God niet zomaar? In de leer bij Calvijn en Anselmus
Waarom vergeeft God niet zomaar? Waarom moest Christus voor de zonden sterven? Het is een vraag die steeds weer opkomt. Bij jongeren op catechisatie. Bij niet-christenen met wie je ingesprek raakt over het geloof. En niet te vergeten, bij jezelf misschien.
Duizend jaar geleden heeft Anselmus van Canterbury zich ook al over deze vraag gebogen. Wat was zijn antwoord? God vergeeft niet zomaar, omdat met vergeving het onrecht nog niet hersteld is. Bij vergeving kan de relatie tussen twee personen wel hersteld zijn, maar het onrecht dat je de ander aangedaan hebt, is dat niet. De wereld is daarmee nog niet recht en dat betekent volgens Anselmus ook: niet mooi, niet schoon, niet heel. Toegepast op de relatie tussen God en mens: de mens heeft God als Schepper niet erkend (geëerd) door Hem niet te gehoorzamen. Daarmee heeft hij God tekort gedaan. Dat is onrecht en moet hersteld worden. Maar dat kan de mens niet. Alles wat hij zou kunnen doen om het onrecht te herstellen, schiet door zijn zonde tekort. Daarom is Christus nodig.
Schrille kleuren
Anselmus spreekt anders over verzoening dan de Reformatorische traditie. De noties van straf en Gods toorn komen in zijn boek over verzoening ”Cur Deus Homo” (”Waarom God mens werd”) nauwelijks voor. Ik hoop duidelijk te maken hoe de visies van Anselmus en Calvijn te verbinden zijn en elkaar versterken. Daarvoor kijken we eerst waarom voor Calvijn alleen vergeving niet genoeg is. In het vervolg deel ik de eerste vruchten van mijn onderzoek, mogelijk gemaakt door het H. Henry Meeter Center for Calvin Studies in Grand Rapids waar ik afgelopen zomer was. Tijdens dit onderzoek viel me op dat er nauwelijks recente gedetailleerde studies zijn over de verzoeningsleer van Calvijn en over die van andere gereformeerde Reformatoren (die overigens onderling ook weer verschillen). Het kwam dus op eigen onderzoek aan. Calvijn is behoorlijk consistent in zijn uitspraken, maar het is niet altijd duidelijk hoe sommige uitspraken zich precies tot elkaar verhouden. Calvijn was dan ook een humanist en geen scholasticus. Hier volgt een eerste poging tot een samenhangende weergave van Calvijns gedachten over verzoening.
Calvijn zet in hoofdstuk 15 van boek II van zijn Institutie zijn beschrijving over Christus als Priester direct in met Gods toorn, die gestild moet worden. Het trof mij hoe Calvijn schrijft over de manier waarop Gods toorn zich realiseert. De toorn van God, die je treft, is niet te vergelijken met de situatie van een dief, die net zo lang zijn gang kan gaan, totdat de politie hem pakt en hij voor de rechter verschijnt en dan pas de gevolgen van zijn daad ondervindt. Oftewel, je leeft als mens je leven en later kom je ooit een keer te staan voor Gods rechterstoel. Het is veel meer het idee van overspel: je geeft je eraan over en allerlei blijvende ellende ontstaat direct. Er ontstaat verwijdering tussen je vrouw en je kinderen. Ze nemen afstand van je en onttrekken zich aan je met alles waarin zij een zegen voor je waren. Je voelt daarin hun woede. Als je later spijt krijgt, mis je hun liefde, hun aandacht; de kleur is uit je leven, het is niet meer zoals het was. Zo ongeveer tekent Calvijn ook hoe Gods toorn je treft. Maar dan in veel schrillere kleuren. Je maakt je los van God en in plaats van Zijn zegen, laat Hij allerlei ellende over je komen. Je komt in de greep van de duivel, de zonde, allerlei ziekten en de dood. Een greep waar je nooit meer uitkomt.
Gehoorzaamheid
God wil het echter daarbij niet laten. Hij wil de mens weer aanvaarden. Maar daarvoor moet de zonde wel uit de weg geruimd worden. Christus deelt daarom in het lichamelijke en geestelijk bestaan van de mensen. Zo neemt Christus de straf en vloek op zich die al op de mensheid ligt en deelt Hij in Gods toorn. Het lijkt er bij Calvijn dus niet op dat de Vader Christus nog eens extra straft, bovenop de straf die Hij al deelde met de mensheid. De straf die er al was, doorvoelt Christus aan het kruis tot in het uiterste. Calvijn zegt, dat de Vader niet toornig is op de Zoon zelf. Het is de zonde van de wereld die Hij op zich genomen heeft, die Gods toorn oproept.
Calvijn spreekt in actieve zin over Christus. Hij draagt de straf. Hij heeft de kracht van de vloek onderdrukt, gebroken en verwoest. Christus is niet aan de straf ten onder gegaan; de straf is ten onder gegaan aan Hem.
Het is de gehoorzaamheid van Christus die tot het uiterste ging, die daarvoor gezorgd heeft. Het lijkt dus bij Calvijn niet zo te zijn, dat Gods woede zich ontlaadt, zich uitwoedt op Christus. Christus’ gehoorzaamheid wist onze ongerechtigheid uit en neemt de reden voor Gods toorn weg.
Volgens Calvijn doet Christus dus twee dingen. Ten eerste draagt Hij de straf ten volle zonder eraan onderdoor te gaan. Ten tweede, door gehoorzaam te zijn tot in de dood neemt Hij de reden voor Gods toorn weg. Daarom past Calvijn niet bij een eenzijdige strafrechttheorie die stelt dat een rechter nu eenmaal de dader moet straffen en dat dit de enige oplossing is. De reden dat Gods toorn gestild wordt, is niet dat God ‘uitgestraft’ is, maar dat Christus gehoorzaam geweest is en daarom Gods toorn gestild is.
Herstel
Waar liggen dan nu de overeenkomsten tussen Anselmus en Calvijn? Volgens beiden is ongerechtigheid voor God niet te verdragen. Volgens beiden wil God het onrecht opheffen. Beiden stellen dat het de gehoorzaamheid van Christus is, die het onrecht wegneemt.
Hoe kunnen de visies van Anselmus en Calvijn elkaar versterken? Bij Anselmus wordt duidelijker dan bij Calvijn waarom het onrecht van de ongehoorzaamheid zo erg is. Zij doet tekort aan de waardigheid van God. We hebben onze Schepper niet erkend. Bij Anselmus wordt vervolgens ook duidelijker dat Christus’ gehoorzaamheid ons tekort aan gehoorzaamheid herstelt. Bij hem wordt ook zichtbaarder dat het recht iets moois, iets schoons is.
Ook de idee van herstel is bij Anselmus helderder. Onrecht moet hersteld worden. Calvijn spreekt veel meer over het uitwissen van de zonde. Dit komt natuurlijk wel in de buurt van de idee dat Christus het onrecht herstelt.
In Calvijns spreken over Gods woede krijgt de onverdraagbaarheid van de zonde en haar verwoestende karakter veel meer reliëf. Hij geeft de Bijbelse notie van Gods toorn en straf een duidelijkere plek.
Anselmus en Calvijn geven zo samen antwoord op de vraag: waarom is alleen vergeving niet genoeg? Zolang onrecht bestaat, blijft het God raken. Onrecht moet hersteld worden.
Onvoldoende
Anselmus en Calvijn kunnen in de huidige cultuur laten voelen dat vergeving alleen niet genoeg is. Het valt me tot nu toe op dat het besef dat vergeving onaf is, bij mensen herkenning oproept. Juist ook in de situatie dat je de ander niet loyaal, niet trouw geweest bent, dat je de ander niet erkend hebt in wie hij of zij voor je was. Je leven is niet meer compleet of heel. Onrecht tekent je leven. Je zou zelf zo graag anders willen zijn en het onrecht ongedaan willen maken. Vergeving alleen is niet genoeg.
De auteur is predikant van de Protestantse Gemeente in Scheveningen. Dit artikel is een samenvatting van zijn refeeraat op 4 januari tijdens het predikantencontio van de Gereformeerde Bond.