Antillianen terug op het goede pad
„Op Curaçao kun je alleen maar dromen van een mobiele telefoon. In Nederland heb je alleen een paspoort en een bankpas nodig en dan heb je dat ding. Wat zou je zelf doen? Het kan hier allemaal zo makkelijk.”
De 23-jarige Johnson is een van de duizenden jongeren die jaarlijks vanaf de Antillen naar Nederland komen. Dankzij een begeleidwonenproject voor Antillianen, ondersteund door Lus di Trafiko, ontsnapte hij in Rotterdam aan de criminaliteit.
Lus di Trafiko, Antilliaans voor verkeerslicht, heeft de laatste vier jaar in Rotterdam gewerkt als aanjager van projecten voor Antillianen. Integreren en een beter leven voor deze bevolkingsgroep was het doel. Inmiddels zijn 42 projecten opgezet en ruim 2100 Antillianen bereikt. Vrijdag sluit de gemeente Lus di Trafiko af en nemen de bestaande hulpverleningsorganisaties de kennis, expertise en projecten over.
In Rotterdam wonen ongeveer 20.000 Antillianen. Veelal komt deze bevolkingsgroep slecht in het nieuws; tienermoeders, machovaders die niet voor hun kinderen willen zorgen, geweld en drugs. Ook de rechtszaak rondom de door een Antilliaan vermoorde 13-jarige Seder Soares deed het imago van de Antilliaanse gemeenschap in Rotterdam geen goed. Verhalen over bendevorming en groepsverkrachtingen in Rotterdam-Zuid doen de ronde. En recent maakte justitie bekend dat een groot deel van de gewelddadige overvallen in Rotterdam toe te schrijven is aan Antillianen.
Volgens Lya Pijpers, de begeleidster van Johnson, kunnen deze mensen vaak niet anders dan kiezen voor de criminaliteit. „Ze komen naar Nederland met het idee te gaan studeren of te gaan werken, maar meestal kunnen ze zich niet laten registreren in het bevolkingsregister. Daardoor kunnen ze geen huis huren en geen uitkering of werk krijgen.”
Ook Johnson kent deze verhalen. „Als je wilt overleven, dan moet je soms wel. Je moet toch eten.” Zelf draaide de Antilliaan de knop om in de gevangenis. „Ik zat vast met iemand die nu nog acht jaar in de gevangenis moet blijven. Hij zei: „Je bent nog jong, kijk naar mij. Dat wil je toch niet?””
Waarvoor de Antilliaan vastzat, wil hij niet vertellen. „Veel mensen herkennen dat verhaal misschien wel als ze het lezen. Ik ben geen verrader, maar je weet niet wat anderen over je denken.” Zijn eigen naam wil hij niet gebruiken en op de foto is ook een probleem. „Veiligheid gaat voor alles.”
Volgens projectleider Bas Franssens willen veel Antillianen niet met naam en toenaam meewerken aan interviews. „Er is veel belangstelling voor dit project, maar de deelnemers zijn bang om door hun kennissen herkend te worden.”
Volgens de gemeente is de helft van alle Antillianen die door middel van Lus di Trafiko bereikt zijn, tussen de 15 en 26 jaar. Tweederde daarvan is risicojongere. Woordvoerster C. de Jonge van Lus di Trafiko kan niet zeggen of alle betrokken jongeren nu geen risicojongeren meer zijn. „Sommigen zitten nog in een traject, anderen worden overgeplaatst, weer anderen stromen uit. Daardoor is het moeilijk om precies te zien welke jongeren succesvol zijn.”
Volgens Franssens en Pijpers zijn de signalen goed. „Soms vallen er jongeren uit, maar de laatste tijd zien we toch steeds vaker dat Antilliaanse jongeren bij ons met een opleiding beginnen of een goede baan vinden”, aldus Franssens.
Inmiddels werkt Johnson als bovenleidingmonteur op het spoor. Hij wilde altijd iets met elektriciteit doen en het begeleidwonenproject voor Antillianen hielp hem naar de juiste baan te zoeken. Andere instanties hielpen Johnson aan een stageplaats en boden hulp bij het solliciteren. „Zonder deze mensen had ik hier niet gezeten. Dan had ik nadat ik vrijkwam nooit mijn leven op orde gekregen.”
Doordat Johnson via de sociale dienst terechtkwam bij een begeleidwonenproject, kreeg hij net het zetje in de rug dat hij nodig had. Nu staat hij naar eigen zeggen sterk in zijn schoenen. „Niemand kan mij meer verleiden om het verkeerde pad op te gaan. Ik ben financieel veel armer dan toen, maar van binnen ben ik rijker. Ik houd altijd in mijn achterhoofd hoe het is om vrij te komen en helemaal niets meer te hebben.”