Getouwtrek om Gulden-Vliesregeling
SGP-kamerlid Van der Vlies en landbouwminister Brinkhorst zijn al een paar jaar aan het touwtrekken. Inzet is de vraag hoe jonge boeren die een bedrijf willen overnemen, het beste gesteund kunnen worden. Vorige week had Brinkhorst de SGP’er bijna over de streep, maar met een ferme ruk aan het touw haalde Van der Vlies donderdag toch nog een deel van de buit binnen.
Het probleem is genoegzaam bekend: een jonge boer die het bedrijf van zijn vader wil overnemen, stuit op grote moeilijkheden. De belangrijkste is meestal dat hij geen ezeltje op stal heeft staan dat gouden munten spuwt. Met name in de melkveehouderij, met de peperdure melkquota, maar ook wel in andere deelsectoren lijkt het voor jongeren haast onmogelijk een bestaand bedrijf over te nemen.
SGP-kamerlid Van der Vlies is al jaren bezig om binnen de wettelijke mogelijkheden iets voor jonge boeren te doen. Anderhalf jaar geleden kreeg hij in het debat over de landbouwbegroting een motie aanvaard die het kabinet opdroeg een regeling voor vestigingssteun op te stellen. De financiering zou voor een belangrijk deel uit Europese gelden, namelijk die voor plattelandsontwikkeling, kunnen komen.
Maar de democraat Brinkhorst, de mening toegedaan dat boeren -net als andere ondernemers- hun eigen broek moeten ophouden, voerde de motie niet uit. Een jaar later voerde Van der Vlies de druk op. Eind 2001 greep hij het debat over de landbouwbegroting aan om dezelfde kwestie opnieuw naar voren te brengen, nu in de vorm van een amendement. Bedrijfsopvolgers zouden eenmalig een bedrag van 7500 euro moeten krijgen, een bedrag dat gebruikt zou kunnen worden voor begeleiding en advisering door deskundigen en voor het opstellen van een bedrijfsplan. Van der Vlies schatte de groep jonge boeren die van deze maatregel gebruik zouden kunnen maken op ongeveer duizend.
Nu kwam Brinkhorst echt in het geweer. Aanvaarding van dit amendement ontraadde hij ten stelligste. „Onverstandig”, vond de bewindsman het om op deze wijze „met geld te smijten.” Jawel, ook hij wilde best iets voor jonge boeren doen, maar dan alleen voor die bedrijfsopvolgers die „innovatief bezig zijn.” Door zulke jonge boeren, die voorop lopen op milieugebied en qua dierenwelzijn, een steuntje in de rug te geven, daag je de sector veel meer uit tot vernieuwing dan door zomaar aan elke bedrijfsopvolger een zakje geld te geven, veronderstelde de minister. Liever aan zeventig of misschien 140 vernieuwers een fors bedrag geven, dan aan duizend gewone boeren een klein bedrag.
Van der Vlies en Brinkhorst werden het niet eens. Maar de Kamer nam wél het amendement van de SGP aan. Tot grote vreugde van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontact (NAJK). De boerenjongens kwamen Van der Vlies persoonlijk bedanken. Hun leden stuurden zij alvast een ’cheque’ van 7500 euro.
Iets te vroeg, zo bleek vorige week. De regeling die Brinkhorst uiteindelijk opgesteld had, kreeg van de minister weliswaar de lovende naam Gulden-Vliesregeling mee, maar gezien de inhoud is de naam Brinkhorst-weet-het-beter-verordening gepaster. Jazeker, zo’n 500 gewone boeren zouden op een bedrag van 1300 euro kunnen rekenen, maar innovatieve boeren zouden, als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, een bonus van maar liefst 25.000 euro kunnen incasseren. Een snelle rekensom leert dat op deze wijze 90 procent van het beschikbare subsidiebedrag naar de vernieuwers gaat en 10 procent naar gewone boeren. Hoezo Gulden-Vliesregeling?
Donderdagmorgen confronteerde de SGP’er tijdens een kameroverleg Brinkhorst met de onbalans in zijn regeling. Mogelijk zag de landbouwminister ook zelf het vreemde van zijn handelwijze in. Nu, goed dan, hij zou de regeling aanpassen, zodanig dat 30 procent van het subsidiegeld naar de gewone bedrijfsopvolgers zou gaan en 70 procent naar de vernieuwers. Concreet komt dat erop neer dat gewone jonge boeren 1900 euro krijgen en echte vernieuwers daar bovenop nog eens 20.000 euro.
Van der Vlies legde zich er node bij neer. „We bevinden ons staatsrechtelijk gezien nu eenmaal in een bijzondere situatie”, aldus de SGP’er, die goed besefte dat hij als parlementariër zijn ultieme wapen, het naar huis sturen van een minister, niet meer kon gebruiken. Demissionair is demissionair. „Maar bij een volgende begroting kom ik er tegenover een volgende minister op terug.”
Brinkhorst mag een doorzetter zijn, Van der Vlies bleek het niet minder. Nu hij toch aan het touwtrekken was, wilde hij ook het onderste uit de kan halen. Was het niet zo dat op de begrotingspost voor vestigingsteun nog een klein bedrag over was? En zou dat dan niet „versleuteld” kunnen worden over de grote groep boeren waar de SGP zich steeds zo voor had ingespannen? Brinkhorst kon het bedoelde bedrag zo snel niet vinden. Twijfelde er ernstig aan of het wel bestond. „Maar als u gelijk hebt en er is nog een paar ton over, oké, dan is dat bedrag ook nog voor u.”