Vlaktaks
Progressieve belastingen golden vanouds als het stokpaardje van de linkse partijen. Op die manier kon immers de onrechtvaardige inkomensverdeling die onze maatschappij in eerste instantie opleverde, ingrijpend gecorrigeerd worden. Inmiddels wordt daar ook door veel socialisten anders over gedacht.
Hoge toptarieven leiden gemakkelijk tot allerlei vormen van belastingontduiking en belastingontwijking. Ook ontmoedigen ze mensen om zich extra in te spannen. Bovendien is de keerzijde van hoge toptarieven in de inkomstenbelasting dat aftrekposten voor de hogere inkomensgroepen veel meer voordeel opleveren dan voor mensen die in een lager belastingtarief vallen.
Vandaar dat de progressie in de inkomstenbelasting al flink is teruggebracht. Lag het toptarief vijftien jaar geleden nog op 70 procent, in twee rondes is dat inmiddels verminderd tot 52 procent. Vorige week kwam de VVD met een plan voor een gelijk tarief voor alle inkomensgroepen: een vlaktaks.
Opvallend was dat dat voorstel door de andere partijen niet meteen werd weggehoond. Ook niet door de PvdA. Dat heeft ermee te maken dat deze partij het gelijkheidsideaal minder dan vroeger op de voorgrond plaatst. Dat blijkt ook uit de tekst van haar nieuwe beginselverklaring.
Op korte termijn kan zo’n ingrijpende belastingherziening niet gerealiseerd worden. Dat is iets voor het volgende kabinet. Het is in ieder geval een serieus discussiepunt. Daarbij is uiteraard de grote vraag hoe hoog die vlaktaks zal worden. Wordt dat 25, 35 of 40 procent? En welke aftrekposten moeten daarbij sneuvelen?
Het oplopende karakter van de huidige belastingdruk wordt voor een niet onbelangrijk deel geneutraliseerd door de hypotheekrenteaftrek. Mensen met hoge inkomens kunnen zich forse hypotheken veroorloven en trekken de rente daarvan af tegen het hoge tarief.
Een ander verschijnsel is dat kinderen van veelverdieners ook vaker gebruikmaken van kostbare overheidsvoorzieningen als het hoger onderwijs. Ook dat heeft tot effect dat de gedachte van de sterkste schouders die de zwaarste lasten moeten dragen, maar beperkt verwezenlijkt wordt.
Nu staat de hypotheekrenteaftrek de laatste jaren toch al ter discussie. Zelfs voor onze liberale minister Dekker van Volkshuisvesting is die niet meer heilig. Door de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente aanzienlijk in te perken, is een verlaging van de hoogste belastingtarieven naar een gemiddeld niveau van bijvoorbeeld 35 procent niet alleen acceptabel voor de schatkist, maar wordt ook voorkomen dat die vlaktaks neerkomt op een grootschalige bevoordeling van de hogere inkomensgroepen.
Daarbij is het echter onvermijdelijk dat bepaalde mensen nadeel ondervinden van zo’n ingrijpende operatie, terwijl anderen er voordeel bij hebben. Een belastingherziening waarbij iedereen gelijk blijft of (nog mooier) iedereen er op vooruitgaat, is niet mogelijk. Mensen met een hoog inkomen en weinig hypotheekrenteaftrek zullen meer profiteren van de vlaktaks dan mensen met een vergelijkbaar inkomen die tot dusver veel hypotheekrente aftrokken.
Uiteraard is het gewenst abrupte overgangen te vermijden. De vlaktaks kan in fasen worden ingevoerd. Er zijn ook meer aftrekposten die opgeruimd kunnen worden. Naarmate het algemene belastingtarief lager is, is het uit oogpunt van rechtvaardigheid en billijkheid minder urgent om allerlei bijzondere situaties fiscaal te honoreren.
De giftenaftrek verdient het te blijven bestaan, al geldt bij een lager tarief dat mensen minder terugkrijgen van de fiscus van hetgeen ze hebben weggegeven. Ook is het van belang dat ons toekomstige belastingstelsel in voldoende mate rekening houdt met de kosten van kinderen.