Hernieuwde aandacht voor de hel
Het was opmerkelijk dat prof. dr. A. Huijgen als onderwerp voor zijn rede, uitgesproken bij de aanvaarding van de leerstoel dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) op 1 september, voor de leer van de hel koos.
Een enigszins uitgebreide versie van deze rede verscheen als essay in een keurig verzorgde editie, met fraaie en functionele illustraties.
Huijgen verdient waardering voor het aan de orde stellen van dit tere en ernstige onderwerp. Ik zou me kunnen indenken dat vrijzinnige collega’s die de hel als een achterhaald concept zien hierover smalend hun schouders ophalen. Dat is ook wel gebleken uit een aantal reacties in de pers.
In kort bestek schetst Huijgen drie christelijke visies op de hel: eeuwige vergelding (in de lijn van Augustinus), tijdelijke loutering (in de lijn van Origenes) en vernietiging (annihilationisme). Vervolgens komen de Bijbelse gegevens aan de orde.
Huijgen meent dat deze geen helder antwoord geven op de vraag welke van de drie genoemde interpretatielijnen het gelijk aan zijn kant heeft. Hierover verschil ik met hem van opvatting. In de gereformeerde geloofsleer is niet zonder goede gronden, zij het met vreze en beven, voor de opvatting van de hel als eeuwige straf gekozen. Hierachter lag de overtuiging dat de Schrift op dit aangelegen punt niet onduidelijk is wanneer we uitgaan van de meest expliciete uitspraken (onder andere van de Heere Jezus Zelf) en andere teksten in dat licht bezien.
Hiërarchie van accenten
Zijn de veelkleurige Bijbelse beelden dan gemakkelijk tot één totaalplaatje te herleiden? Dat zou ik niet willen beweren, maar wel is er een hiërarchie van accenten die de opvatting van de hel als tijdelijke loutering of vernietsing uitsluit.
Boeiend is Huijgens schets over de hel in oudheid en moderniteit en de verschillende verbeeldingen van de hel in de literatuur door de eeuwen heen en in de moderne tijd.
Het hart van Huijgens betoog ligt echter bij Christus’ neerdaling in de hel. Wat de hel is, kan enkel daaruit worden afgeleid. Calvijn heeft hier een koene greep gedaan door te onderstrepen dat Christus aan het kruis de ernst van Gods wraak tegen de zonde heeft doorleefd. Op Golgotha brak de hel los als nooit tevoren. Deze gedachte had verder uitgewerkt kunnen worden in de lijn van het klassieke avondmaalsformulier: „Want de toorn van God tegen de zonde is zo groot dat Hij die niet ongestraft wilde laten, maar de straf ervoor door de bittere en smadelijke kruisdood heeft voltrokken aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus.”
Hel en hoop
Huijgen is erin geslaagd een aansprekende actualisering van de leer van de hel te geven door duidelijk te maken dat het bestaan van de hel hoopgevend is: het kwaad heeft niet het laatste woord, maar wordt eens definitief weggedaan. Verzet tegen het kwaad is dus geen vechten tegen de bierkaai, maar staat in het licht van Christus’ overwinning. God zal de werkelijkheid rechtzetten, zodat de wereld niet alleen een nieuwe toekomst krijgt, maar ook een vernieuwd verleden.
De hel blijft een open wond, zo luidt het aan het slot van dit essay. God blijft principieel vrij om definitief ”nee” te zeggen tegen de mens. De diepte van Gods ”nee” is zichtbaar op Golgotha, maar nog krachtiger manifesteert zich daar Gods ”ja” van liefde en vergeving. Indringender dan hier gebeurt, moet de waarschuwing klinken dat we zullen omkomen door zo grote zaligheid te veronachtzamen (Hebreeën 2:3).
Huijgen zet zijn project over de hel voort en werkt aan een uitvoeriger publicatie. Moge Gods Geest hem daarbij verlichten.