Geen excuses voor en geen erkenning van slavernijverleden Hoorn
De gemeente Hoorn, vroeger een van de belangrijkste steden in de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), biedt geen excuses aan voor het slavernijverleden. Ook komt er geen erkenning van dat verleden. In de gemeenteraad is daar geen meerderheid voor, laat de Noord-Hollandse gemeente vrijdag weten. Wel wil Hoorn „stadsgesprekken” houden over racisme en discriminatie.
Eind juni was een onderzoek gepresenteerd naar de rol van Hoorn in de slavenhandel. De conclusie was dat de stad daar een zeer belangrijk aandeel in had. De Hoornse gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen legde de basis van de Nederlandse slavernij in Azië. Zijn standbeeld staat in het centrum van de stad. Stadsbestuurders waren verantwoordelijk voor de compagnieschepen waarmee duizenden tot slaaf gemaakte mensen onder Hoornse vlag werden verscheept en verhandeld. „Als een van de weinige steden die vertegenwoordigd waren in de VOC en de WIC, was Hoorn sterk bij het Nederlandse systeem van slavernij betrokken”, aldus de onderzoekers.
Maar Hoorn was niet alleen in het bestuur vertegenwoordigd. Veel inwoners van de stad trokken als zeeman, soldaat, ambachtsman of ambtenaar naar de kolonies. Horinezen bezaten zelf slavenplantages in Zuid-Amerika, investeerden daarin, of handelden in producten die uit slavenarbeid werden verkregen. „Van de koloniale en slavernijgerelateerde nijverheid profiteerde de stad en haar inwoners als geheel”, concludeerden de onderzoekers.
Bij de presentatie van het onderzoek sprak de gemeente van een „helder en indringend beeld van het koloniale slavernijverleden” van Hoorn.
Premier Mark Rutte en koning Willem-Alexander hebben eerder wel excuses aangeboden, net als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Vlissingen, Middelburg, Haarlem, de provincies Zuid-Holland en Zeeland, De Nederlandsche Bank en ABN AMRO. Ook de gemeente Groningen wil excuses aanbieden.