Aantal vrouwelijke hoogleraren stijgt langzaam
Het aantal vrouwelijke hoogleraren in Nederland stijgt nog maar heel langzaam. Van alle professoren is 27,6 procent vrouw. Vorig jaar ging het om 26,7 procent. Dat betekent dat het aandeel met 0,9 procentpunt is gestegen. Volgens het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) is dat de laagste groei in acht jaar tijd.
Het netwerk denkt dat het in dit tempo nog tot 2045 kan duren „voordat er onder hoogleraren een evenredige man-vrouwverdeling zal zijn bereikt”. Eind volgend jaar wordt mogelijk de grens van 30 procent gepasseerd. Het LNVH wil dat de overheid extra geld vrijmaakt voor meer vrouwelijke hoogleraren. Dat gebeurde in 2017 ook. Dat had toen effect, maar dit is inmiddels uitgewerkt, stelt het netwerk.
Nederlandse universiteiten hebben in totaal 3612 hoogleraren: 2634 mannen, 976 vrouwen en twee mensen die in de categorie ‘overig’ zijn ingedeeld. Die categorie wordt verder niet toegelicht. Alle professoren samen zijn goed voor 3108,4 fte. Mannelijke hoogleraren hebben bij elkaar 2247,8 fte, vrouwen 858,6. De ‘overige’ hoogleraren zijn hierin niet meegerekend.
De Open Universiteit voert de lijst aan met 40,9 procent vrouwelijke hoogleraren, gevolgd door de Universiteit Maastricht (36 procent) en de Radboud Universiteit in Nijmegen (31,4 procent). De drie technische universiteiten sluiten de rij. In Twente is 22,4 procent van de hoogleraren vrouw, in Eindhoven 21,2 procent en in Delft 18,1 procent.
Nederland telt wel meer vrouwelijke dan mannelijke studenten. Daarnaast zijn er meer vrouwen die afstuderen. Maar bij promovendi, universitair docenten en universitair hoofddocenten zijn mannen nog in de meerderheid.