Edese predikanten in veelvoud
Titel:
”In gedachtenis. Portretten van predikanten van de Hervormde Gemeente Ede, 1580-2004”
Auteur: A. G. van Bruggen
Uitgeverij: Frits Hardeman, Ede, 2004
ISBN 90 76430 34 9
Pagina’s: 255
Prijs: € 24,90. Dominees zijn voorbijgangers. Echter, de schrijver van de Hebreënbrief wekt ertoe op de voorgangers „die u het Woord Gods gesproken hebben” te gedenken (Hebr. 13:7). Dat woord heeft men in de hervormde gemeente van Ede ter harte genomen.
De Commissie Oude Kerk heeft nagedacht over een predikantengalerij, zoals die in veel consistories en kerken is te vinden. Gegeven „de complexiteit van de gemeente Ede en de grote hoeveelheid predikanten” koos men voor een predikantenalbum, dat bij openstelling van de Oude Kerk ter inzage ligt. Dat album is nu in boekvorm uitgebracht onder de titel ”In gedachtenis”. Het bevat „portretten van predikanten van de Hervormde Gemeente Ede” tussen 1580, toen ds. Lambertus Brinxius er de eerste predikant was, tot vandaag, nu hervormd Ede zes predikanten heeft.
Onder portretten moet men niet alleen foto’s verstaan -niet van elke predikant bestaat een afbeelding- maar ook beschrijvingen van afscheid en intrede, wederwaardigheden die de schrijver vond in kronieken en archieven, of fragmenten uit preken of andere pennenvruchten. Het werd een boek om in één adem uit te lezen.
Passanten
Hoewel dominees in elke gemeente komen en gaan, zijn er toch verschillen in verblijftijd. Ds. Johannes Cloeck stond er het langst, 40 jaar (1674-1714), ds. Gerrit Jan Schothorst stond er 23 jaar (1810-1833) en de huidige emeritus ds. Gijsbert Biesbroek stond er 20 jaar (1972-1992), waarbij overigens wordt aangetekend dat er na 1850 niemand zo lang is gebleven als hij. Ds. Johannes Adrianus van Boven stond er ook ongeveer twintig jaar, maar dan verdeeld over twee perioden (1891-1897 en 1914-1927, de eerste op de tweede predikantsplaats). Ook ds. Hendrik Japchen stond er twee keer (1923-1928 en 1936-1945). Genoemde ds. Brinxius echter stond er maar ruim een jaar, anderen stonden er nog geen twee jaar.
Ede kent ook predikanten die hoogleraar werden: Cornelis van Velzen in Groningen (1718-1752), Wilhelmus Irhoven in Utrecht (1737-1760), Gerrit Johan Nahuys in Leiden, waar hij echter nog in hetzelfde jaar waarin hij werd benoemd, overleed (1781). Verder komen predikanten die in de geschiedenis breder bekendheid kregen in dit boek naar voren, onder wie ds. Dirk Adrianus Detmar, die van 1834 tot 1844 in Ede stond. Hij kwam er in het jaar van de Afscheiding (1834), maar voorkam afscheiding in Ede vanwege zijn prediking („zulk een begeerd, werkzaam en vroom predikant”). Voor hem werd een gedenksteen in de Oude Kerk aangebracht, terwijl ook een school en een straat in Ede naar hem zijn vernoemd.
Daartegenover staat de afsplitsing van een deel van de gemeente ten tijde van ds. Gerard Maarten van Dieren, die in 1964 uit zijn ambt werd ontzet omdat hij, na de synodale beslissing om de vrouw tot de ambten toe te laten, geen kinderen meer wilde dopen en het avondmaal niet meer bediende. Wandel
Wanneer in de Hebreënbrief wordt opgewekt de voorgangers te gedenken, wordt toegevoegd dat men op „het einde van hun wandel” moet letten en hun geloof moet navolgen. Ook dominees blijken echter buiten het paradijs te leven. Soms was „de wandel” van een predikant van dien aard dat die geen navolging verdiende. Ds. Jacobus van der Nieburg bijvoorbeeld werd in 1762 vanwege alcoholmisbruik uit zijn ambt ontzet. Maar ds. Detmar droeg een zelfgemaakt gedicht op aan zijn „lieve Edenaren”, waarin hij „eenvoudig” vermeldde dat hij „op ’t smeekgebed der vromen” in Ede was gekomen „om door Wandel en door Leer, u te winnen voor mijn Heer.”
Niet altijd echter is de wandel van de dienaren des Woords vlekkeloos geweest. En wat de leer betreft, ook hier vallen de eeuwen door verschillen te signaleren, die soms hebben geleid tot onenigheden in de gemeente. Datzelfde geldt voor de liturgie in de eredienst (de gezangenkwestie). Ook was niet elke dominee bij alle gemeenteleden even geliefd. Van ds. Pieter Zandt, ooit Tweede-Kamerlid voor de SGP, „boetgezant uit vervlogen tijden”, wordt gezegd dat het op hem uitgebrachte beroep op veel tegenstand stuitte en dat verscheidene gemeenteleden de preken van deze boeteprediker niet konden verdragen en niet meer onder zijn gehoor kwamen. Maar dat zal, bij alle verscheidenheid die er onder Edese predikanten in de loop der jaren is geweest, niet alleen bij hem het geval zijn geweest.
Gerelateerd
Aardig is dat aan het eind van elk portret wordt aangegeven met welke andere predikanten er familiebanden zijn geweest. Velen van de zeventig beschreven dominees hadden wel een broer, een neef, een zoon of een ander familielid als dominee. Van ds. Christiaan Daniël Louis Bähler bijvoorbeeld, die van 1845 tot 1851 in Ede stond, waren zowel de grootvader als de vader, een zoon en een kleinzoon predikant. Laatstgenoemde was de christenanarchist ds. Louis Adriën Bähler, die het christendom en het boeddhisme op één lijn ging stellen, wat de directe aanleiding was voor de oprichting van de Gereformeerde Bond in 1906.
De lezer heeft waarschijnlijk al begrepen met hoeveel interesse ik dit (mooi uitgegeven) boek heb gelezen.