Theo Thijssen was veel meer dan de bekendste schoolmeester van Nederland
Theo Thijssen is misschien wel de bekendste schoolmeester van Nederland. Dat komt vooral door zijn roman ”Kees de Jongen”, die honderd jaar geleden verscheen. Maar Thijssen was meer, ook vakbondsbestuurder en socialistisch politicus. „Hij droeg zijn eigen ervaring als jongetje uit de Jordaan zijn hele leven met zich mee.”
Dertig jaar werkte historicus en journalist Peter-Paul de Baar eraan het beeld van Thijssen compleet te krijgen. Nu ligt de biografie in de winkel, ruim 500 pagina’s dik, nog net in het jubileumjaar.
Theo Thijssen was, net als zijn belangrijkste creatie Kees Bakels, een jongen uit de Jordaan. Eind negentiende eeuw was de volksbuurt de armste en dichtstbevolkte van Amsterdam. Thijssen werd geboren in de Eerste Leliedwarsstraat, op nummer 16. Op de begane grond van het smalle huis runde vader Thijssen zijn schoenwinkel, daarachter woonde de familie. Het smalle pand werd in die jaren bewoond door meer dan twintig mensen.
De Westertoren, die als een wakend oog hoog boven de huizen uitsteekt, staat in de steigers. De jonge Theo was er trots op dat ‘zijn’ kerk, de hervormde, maar mooi de hoogste van de stad was. In het geboortehuis is sinds 1995 het Theo Thijssen Museum gevestigd. Peter-Paul de Baar gebaart tot waar de winkel liep, en neemt me mee langs de vitrines met Thijssen-herinneringen. Voor het gesprek gaan we aan de oude tafel zitten die schrijver en meubelmaker Jan Mens ooit maakte voor zijn leermeester.
De Baar is al vanaf de oprichting in de jaren 80 betrokken bij het museum. Met neerlandicus Rob Grootendorst verzorgde hij het verzameld werk van Thijssen, in vier luxe delen. Later nam De Baar het biografieproject van Grootendorst over. Dertig jaar werkte hij verder aan het boek, aanvankelijk beetje bij beetje, en als er onderzoek moest worden gedaan voor een tentoonstelling ging het sneller. Pas sinds zijn pensioen in 2018 als hoofdredacteur van het maandblad Ons Amsterdam schoot hij echt op.
U hebt het al die jaren moeten uithouden met Thijssen. Waar komt die fascinatie vandaan?
„Thijssen heeft een geheel eigen toon, een mengeling van goedmoedige humor en bijtend sarcasme. Zijn taalgebruik is onopgesmukt. Het sentiment is er ook, maar dat ligt er bij hem niet dik bovenop. En hij kon zich natuurlijk geweldig inleven in een kind. ”Kees de Jongen” las ik al op mijn twaalfde, en op mijn vierentwintigste nog eens, toen zag ik er andere dingen in. Tijdens mijn studie geschiedenis verdiepte ik me in de Nederlandse arbeidersbeweging, begin jaren 70 een populair onderwerp. En tot mijn verrassing kwam ik daar Thijssen weer tegen. Hij bleek ook bestuurder bij de onderwijsvakbond geweest te zijn, en langs die weg is hij in de politiek terechtgekomen, eerst voor de SDAP in de Amsterdamse raad en daarna in de Tweede Kamer. Ik wilde weten wat die verschillende Thijssens met elkaar te maken hadden, waar het bij elkaar kwam.
Een frappant voorbeeld ontdekte ik al snel. In 1937 ging Thijssen in de Amsterdamse gemeenteraad ontzettend tekeer. Mensen die in de steun liepen en die schoenen nodig hadden, werden uitbetaald in natura met een paar klompen. „Meneer de voorzitter”, zegt Thijssen, een Amsterdamse jongen draagt geen klompen.” Begin twintigste eeuw was het een meedogenloze kwelling om op klompen naar school gestuurd te worden. Hij droeg zijn eigen ervaring als jongetje uit de Jordaan zijn hele leven met zich mee. En dat komt terug in zijn boeken.
In ”Kees de Jongen” dreigt Kees een pakje aangemeten te krijgen dat gemaakt is van de zware zwarte mantel van zijn opoe. Hij weet al zeker dat hij daarmee voor gek zal lopen. Eindeloos loopt Kees te fantaseren hoe hij eronderuit kan komen, maar op een dag moet hij toch naar de kleermaker. Dan gaat hij fantaseren hoe hij er een goede draai aan kan geven door zich op school te positioneren als de grote non-conformist.
Zonder pet op school komen, dan weer zonder dasje voor, zodat de jongens zouden zeggen: Hij doet wel gek, maar hij is wel iets bijzonders. Als hij dan met dat pakje op school zou komen, zouden zij dat ook willen. Thijssens roman ”Het taaie ongerief” gaat helemaal over die dingen, schaamte is daarin de rode draad, de angst om er niet bij te horen. Ik denk dat dat een fundamentele onzekerheid was die Thijssen in zijn leven als sociale klimmer met zich meedroeg.”
Stel dat Thijssen hier nu binnen zou stappen, wat zien we dan?
„Een goedmoedige reus met een indrukwekkende walrussnor en een grote kuif. Hij was 1,92 meter, erg lang voor die tijd, en best wel gezet. Hij had een grote présence, met in zijn optreden iets van een conferencier, wat blijkt uit verslagen van lezingen en optredens. Zo’n familieman die zich graag omringt met mensen die hij fijn verhalen kan vertellen. Als jongetje was hij al haantje-de-voorste. Ik heb hem weleens omschreven als een kruising tussen Godfried Bomans en Karel van het Reve, de laatste vooral omdat hij ook graag reputaties onderuitschopte. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg, dat paste bij Thijssen.”
Zijn er geluidsopnamen van hem bekend?
„Thijssen heeft tientallen keren voor de VARA-radio gesproken, maar dat werd vastgelegd op kostbare glasplaten die met was werden ingesmeerd. Die werden opnieuw gebruikt, dus daar is niets van bewaard gebleven.”
”Kees de Jongen” is het beroemdste boek van Thijssen, maar is het ook het beste?
„Zelf vond hij ”Het grijze kind” zijn beste boek. Dat is scherp satirisch en gaat over een meisje uit de Jordaan dat met de zoon van een accountant trouwt. De moeder van de ik-figuur, de accountantsvrouw, probeert steeds te verdoezelen dat ze ook uit de Jordaan afkomstig is. Maar míjn favoriet blijft ”Kees de Jongen”, dat vind ik een wonderschoon boek. Bovendien herken ik daar veel in van vroeger, hoe ik zelf als jongen was. Dat hoor ik vaak, dat anderen dat ook denken: ik zou willen dat mensen ontdekken hoe bijzonder ik eigenlijk ben. Als ik ooit de kans krijg, zal ik ze eens een poepje laten ruiken.”
Thijssen was van hervormden huize. Had hij later nog iets met het geloof?
„Zijn ouders hebben hem nog wel naar de zondagsschool gestuurd, maar ook als gebaar naar de grootouders, die kerks bleven. Thijssen noemde zich als kind gereformeerd, zoals veel hervormden zich toen nog noemden. De Doleantie was nog pril. Hij had een rooms-katholiek vriendje, waar hij niet thuis durfde te eten. Die roomse mensen, je wist nooit wat ze met je deden. Ze hadden hem op de bewaarschool duidelijk gemaakt dat die roomsen levensgevaarlijke monsters waren. Zijn ouders waren van de eerste generatie socialisten, die keerden zich van de praktijk van het geloof af. Later schrijft hij dat zijn moeder eens had gezegd: Wat ik doe met jullie, dat is eigenlijk alledaagse godsdienst. Hij zag de waarde ervan dus nog wel in, maar in een meer humanistische vertaling.”
Het standbeeld van Thijssen aan de Lindengracht, dat beeldhouwer Hans Bayens maakte, laat een onderwijzer zien die op de tafel van een leerling zit en zijn hand achter de rug van de leerling houdt. Klopt dit met hoe Thijssen was?
„Hij was zeker een koesterende onderwijzer, maar momenteel zou je een berisping krijgen als je zo dicht bij een leerling komt. Hij had een grote belangstelling voor de individuele situatie van het kind. Thijssen begreep dat de thuissituatie doorwerkt in hoe de leerling in de klas functioneert. Ik heb ontroerende verhalen gelezen over hoe hij het zelfrespect van kinderen overeind wist te houden. In ”Schoolland” staat daar een mooi voorbeeld van. Hendrika Klaver is jarig en trakteert. Meester Staal, alter ego van Thijssen, ziet het smerige zakje met nootjes die al bijna bedorven zijn, en denkt: dit gaat mis. Hij last een leesles in, en ondertussen snoept hij opzichtig stiekem van de nootjes. Dan begint de klas te joelen: de meester snoept van de nootjes. Staal zet een verheerlijkte glimlach op. Als Hendrika eindelijk mag uitdelen, is de hele klas ervan overtuigd dat het lekkere nootjes zijn. Dit laat natuurlijk een geweldig pedagogisch inzicht zien.”
Een onderwijsvernieuwer was Thijssen toch niet, zoals wel vaak gedacht wordt. Hij was een sterk voorstander van het klassikaal onderwijs, schrijft u. Welke idealen streefde Thijssen na als bestuurder en politicus?
„Dat waren twee dingen. Hij wilde gelijke kansen op een bestaan dat overeenkomt met de talenten en wensen van ieder opgroeiend kind. En: professionele autonomie van de leerkracht. Onderwijzers moesten op waarde worden geschat. Thijssen heeft een belangrijke rol gespeeld in het zelfbewustzijn van onderwijzers en leraren in heel Nederland. Niet alleen door wat hij op congressen en in vergaderingen zei, maar ook door zijn romans. Er was eenheid tussen wat hij in zijn boeken vertelde en wat hij later in de maatschappij probeerde te bereiken.”