Meditatie: Ontelbaar
Psalm 147:4,5
„Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze alle bij namen. Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands is geen getal.”
Al deze woorden passen op wat Johannes in Openbaring ziet. Johannes wil er ook ieder die zijn boek lezen zal door uitlokken tot een aandachtige opmerkzaamheid. Hij wil ieder verplichten tot het geloof en tot het gebruikmaken van deze waarheid voor zichzelf: „Zie…” Wat ziet hij, in Openbaring 7:9? Johannes ziet een grote schare. Die honderdvierenveertigduizend, wier getal hij had gehoord, vormden al een vrij grote schare. Maar de schare die hij nu zag was nog groter. Het is echter niet noodzakelijk dat men de honderdvierenveertigduizend van déze schare onderscheidt. Ze kunnen er, nu Johannes de „grote schare” zag, ook wel onder geweest zijn. Maar bij hen was dan nog een veel groter aantal uit de heidenen, en zo vormden ze samen een „grote schare”. De grootheid van die schare wordt nog nader getoond wanneer erbij gevoegd wordt: „die niemand tellen kon”. Dat wil zeggen dat geen sterfelijk mens ze kon tellen. Het betekent dus niet dat Johannes ze niet tellen kon zoals hij ze in dit gezicht zag. Wanneer men een grote schare van ver ziet is het altijd onmogelijk om ze te tellen. Maar van dichtbij en hoofd voor hoofd is de allergrootste schare die er op de wereld is op zichzelf toch wel telbaar. Voor het alziend oog van God, Die zelfs de haren van het hoofd telt, is ook de grote schare voor de troon telbaar.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”Bijbelse Keurstoffen”, deel 2; 1738)