G-7 werken aan saneren schuld arme landen
De zeven rijkste industrielanden (G-7) hebben afgelopen weekeinde voorzichtig vooruitgang geboekt in de kwestie rond het geheel of gedeeltelijk schrappen van schulden van arme landen.
De ministers van Financiën van de G-7 bleven zaterdag steken bij het uitspreken van de bereidheid om schulden van arme landen „tot 100 procent” te schrappen. De Britse minister Gordon Brown, die de bijeenkomst voorzat, typeerde de intentie als een doorbraak. Toch vond hij het kennelijk zondag nodig het ontbreken van concrete stappen te compenseren door eenzijdig een plan op tafel te leggen dat de schuld van negentien arme landen fors moet reduceren.
Het Britse voornemen is in de geest van de G-7-afspraken, verzekerde de Brit. Londen trekt dit jaar 27 miljoen pond sterling (39,7 miljoen euro) uit voor de extra schuldsanering. Tot 2015 varieert dat bedrag jaarlijks van 80 tot 128 miljoen pond (117,6 tot 188,2 miljoen euro).
De landen die voor de reductie in aanmerking komen, moeten goed worden bestuurd (”good governance”) en een aantoonbaar armoedebeleid voeren. In de selectie die Brown heeft gemaakt, zitten landen zoals Tanzania, Benin, Burkina Faso, Senegal, Nicaragua, Armenië, Mongolië, Vietnam en Sri Lanka.
Groot-Brittannië beschouwt schuldsanering voor de arme landen als speerpunt van zijn G-7-voorzitterschap. De club van rijke industrielanden gaat de komende maanden eerst nadere studies per land uitvoeren voordat er een „werkprogramma” over schuldsanering wordt opgesteld. Nadere besluiten moeten vallen tijdens een top van de G-7 en Rusland deze zomer in Schotland. Daar zijn dan ook de staatshoofden of regeringsleiders bij.
Volgens Britse media zijn er nog tal van struikelblokken. Vooral de Amerikanen zijn terughoudend om schulden volledig te schrappen. Bovendien voelen ze weinig voor de Britse plannen om meer ontwikkelingshulp te geven.
De ministers zegden ook toe dat elk G7-lid verdere stappen zal nemen om wereldwijd de huidige economische groei te handhaven. Als tegenprestatie vroegen ze wel landen als China een flexibeler wisselkoersbeleid te voeren. De Chinese delegatie, afgelopen weekeinde als toehoorder bij enkele vergadersessies aanwezig, liet zich evenwel niet uit de tent lokken.
Peking houdt de Chinese munt (yuan) al circa tien jaar tegen eenzelfde waarde gekoppeld aan de dollar. De westerse industrielanden stellen dat op die manier de yuan kunstmatig ondergewaardeerd blijft, wat de Chinese export een voordeel biedt op de concurrentie.
Ook wil de G7 de mondiale economie minder gevoelig maken voor een sterk wisselende olieprijs. Door politieke onrust en dreigende tekorten liep de prijs voor een vat ruwe olie afgelopen jaar op tot ruim 55 dollar. Wat de G7 nu wenst is dat olieproducerende landen en oliemaatschappijen zoals Shell en BP meer inzage geven in wat ze aan olie naar boven halen en wat ze aan reserves aanhouden. Die informatie zou volgens een internationale standaard gerapporteerd moeten worden.
De Verenigde Staten zegden toe hun enorme begrotingstekort (427 miljard dollar dit jaar) aan te pakken. Onderminister van Financiën John Taylor verzekerde nogmaals dat president Bush het tekort medio 2009, als hij geen president meer is, wil hebben gehalveerd. Op hun beurt beloofden Europa en Japan hun markten verder te liberaliseren.
Taylor gaf niet concreet aan hoe Bush het tekort gaat terugdringen. Maar volgens The New York Times wil de Amerikaanse president de reductie voor een klein deel realiseren door de subsidiestroom aan boeren te beperken. De aanpak zou volgens de Amerikaanse krant dit jaar 587 miljoen dollar opleveren en de komende tien jaar 5,7 miljard dollar.