De commissie noemt het aannemelijk is dat de aquarel afkomstig is uit de particuliere collectie van Lierens en dat hij het werk „onvrijwillig heeft verloren als gevolg van omstandigheden die direct verband houden met het naziregime”.

Zo is er een brief gevonden van Bernardus Mensing, vennoot van veilinghuis Frederik Muller & Co, waarin hij verklaart dat hij in opdracht van Lierens een belangrijk deel van diens kunstcollectie heeft verkocht, om Lierens en diens vrouw een dragelijk leven te verschaffen in de periode dat het echtpaar was ondergedoken.

Het werk is eigendom van de Staat en de staatssecretaris Cultuur en Media heeft volgens de commissie al gezegd dat het advies wordt overgenomen.