Niets bij geval
De moeder van Samuël zegt: De Heere doodt en maakt levend. Hij doet ter helle nederdalen en weder opkomen. Zij onderwijst daardoor dat, wanneer een kind van God valt in zo’n grote benauwdheid dat hij de dood voor ogen ziet, hij moet denken: Het is de Heere die dit doetDe profeet Amos zegt: Is er een kwaad in de stad dat de Heere niet doet? Nu moet u door het woord kwaad niet verstaan het kwaad van de zonden, want God is daar geen oorzaak van. Het is het kwaad van de straf dat de mens om de zonde overkomt. Onthoud dit wel, geliefden, dat al de tegenspoed van Gods kinderen eigenlijk geen straf op de zonde is. De straf die Gods kinderen op de zonde verdiend hebben, is immers door de dood van Christus weggenomen en God straft geen tweemaal. Het zijn alleen kastijdingen die de Heere hun bij geval van hun zonden toezendt tot hun bestwil. Dit leert Paulus als hij zegt: „Mijn zoon, acht niet klein de kastijdingen des Heeren…”. (Hebreeën 12:5)
Als dan alle kruis en tegenspoed van God is, welaan dan, als u enige zwarigheid overkomt naar het lichaam, of enige benauwdheid van de ziel, wat dan? Keer dan uw gedachten naar de hemel en geloof dat het u werd toegeschikt door Gods hand. Daarom, in alle zwarigheid, sla uw ogen op tot God, want Hij bestuurt en regeert alle dingen zo zeker, dat er niet één haar van uw hoofd kan vallen zonder Zijn wil.
Adrianus Hasius, predikant te Leeuwarden (Koninklijcke leyd-ster, 1656)