Meditatie: Een grote schare
Openbaring 7:9
„Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie en geslachten en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen.”
Zouden er maar een klein aantal uit de Joden in de Messias geloven? Het zou voor Hem veel te gering geweest zijn, indien het kleine aantal bekeerde Joden niet goed gemaakt was door een ontelbare menigte die Hem werd toegebracht uit de heidenen. Hij zou, volgens de Lofzang van Simeon, tot heerlijkheid van het volk Israël zijn. Maar Hij moest ook zijn een Licht tot verlichting van de heidenen.
Met nadruk wordt dit ons getoond in de Openbaring van Johannes, in onze tekst met zijn verband. Vanaf Openbaring 7:4 was aan Johannes geopenbaard het getal van de verzegelde dienstknechten van God, uit de twaalf stammen van Israël; uit iedere stam 12.000, tezamen 144.000. Maar hoewel dit reeds een groot aantal was, het was toch te gering voor de Heere Jezus dat Hij alleen een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en weder te brengen de bewaarden in Israël.
In onze tekst wordt aan Johannes verder getoond dat Christus ook gegeven was tot Licht der heidenen, om Gods heil te zijn tot aan het einde der aarde. Want nu zag Johannes een grote schare, die niemand tellen kon, bekeerden uit de heidenen, uit alle natie en geslachten en volken en talen, ook staande voor de troon en voor het Lam. Het is onze begeerte om ons in dit schitterende gezicht wat te verlustigen.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”Bijbelse Keurstoffen”, deel 2; 1738)