Third Culture Kids, leven tussen twee culturen
Een jarenlang verblijf in een land met een andere cultuur trekt blijvende sporen. Bij volwassenen én kinderen. Hoe kunnen ouders hen daarin begeleiden? En hoe vergaat het hen na repatriëring naar het paspoortland?
Het was voor Jan (58) en Lize Walhout (55) geen vraag of ze naar Guinee moesten. Ze wisten zich door God geroepen en vertrokken in 1999 in het vertrouwen dat Hij de weg zou banen. Voor henzelf en voor de kinderen. „Nanda was destijds 4, Job 2 en Johanan twee maanden. Corné is in Guinee geboren, Jaap kort voor onze repatriëring in 2010.”
Jan was voor de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) werkzaam als evangelist in de stad Boké. Lize, van professie verpleegkundige, droeg zorg voor het gezin en verleende zo nodig eerste hulp aan buren. De kinderen integreerden soepel in hun nieuwe omgeving. Van professionele begeleiding was geen sprake. „Wel werd er bij visitaties door ZGG altijd geïnformeerd naar hun wel en wee. Voor kinderen in de basisschoolleeftijd trok de ZGG een onderwijsvrijwilliger of zelfs een vaste leerkracht aan. De oudere kinderen, die afstandsonderwijs volgden, kregen zo nodig steun op afstand. Kees Janse, destijds werkzaam op het zendingsbureau, gaf heel goede tips vanuit zijn eigen ervaringen op Irian Jaya.”
In het voorbereidingstraject werd geen aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen van een jarenlang verblijf in het buitenland. Dat gebeurt nu wel, weet Jan. „Door de toegenomen kennis. Wij hebben deze toerusting niet gemist, omdat onze kinderen nog jong waren. Alleen Nanda had herinneringen aan Nederland. Zij voelde zich in het begin minder vrij in de contacten met buurmeisjes. De jongens groeiden op als Afrikanen en genoten van het vrije leven.”
Overleven
Voor meisjes is de culturele kloof sowieso groter, ontdekte het echtpaar. „Afrikaanse meisjes worden al jong ingeschakeld bij het huishouden en zijn vroegrijp. Toen Nanda ging puberen, kregen haar vriendinnen hun eerste kind.” Ook na terugkeer was de overgang voor haar het pittigst. „Ze moest integreren in een wereld die ze niet meer kende. De belevingswereld van Nederlandse leeftijdsgenootjes was totaal anders, daardoor heeft ze zich eenzaam gevoeld.”
„Het eerste jaar na terugkeer was voor ons allemaal overleven”, blikt Lize terug. „Iedereen had genoeg aan zichzelf. We verbaasden ons ook over de aandacht die aan allerlei uiterlijke zaken werd besteed. Daar hadden wij nooit zo op gelet. In Afrika had je wel andere dingen aan je hoofd. Gelukkig zijn we door de kerkelijke gemeente goed opgevangen.”
Job en Corné pakten het leven in Nederland het snelst weer op. Johanan kostte het meer moeite. Op advies van ZGG-directeur Paul Eikelboom namen zijn ouders contact op met Corry Nap, psycholoog bij InTransit, die waardevolle adviezen gaf. „Achteraf bezien hadden we meer met de kinderen moeten praten over de impact van het verblijf in Afrika”, vindt Lize. „Wat mij betreft onder leiding van een deskundige.” Jan kijkt daar wat anders tegenaan. „Natuurlijk doet het wat als je ineens in een andere cultuur wordt gezet, maar het gaf bij ons geen grote problemen.”
Het echtpaar constateert met dankbaarheid dat geen van de kinderen de terugkeer naar Nederland nog als een trauma ervaart. „We weten van een aantal ZGG-collega’s dat dit niet vanzelfsprekend is.” Een winstpunt van het verblijf in Afrika is dat hun kinderen anders tegen het leven aankijken. „Ze zijn ongevoelig voor luxe en hebben allemaal liefde voor zendings- en ontwikkelingswerk. Guinee is nog vaak onderwerp van gesprek.”